Onze huiscolumnist Filip Canfyn ziet in de ordonnantie van het Brussels Gewest, die ook het Stocletpaleis vijftien dagen per jaar open stelt, een uitgelezen kans om het in één adem over Stoclet, Mallet-Stevens en Le Corbusier te hebben.
Robert Mallet-Stevens, in 1906 afgestudeerd als architect, heeft een oom, Adolphe Stoclet, die in Brussel Josef Hoffmann belast met de bouw van zijn huis (1905-1911). De jonge leergierige neef gaat regelmatig op werfbezoek naar het Stocletpaleis want veel werk heeft hij niet.
Mallet-Stevens kan niet vernoemd worden zonder Le Corbusier mee te nemen. Ze zijn de Picasso en Braque van de moderne architectuur. De ene een halve Zwitser, de andere een volle Fransman en amper een jaar ouder. De ene ontwerpt de Villa Savoye (1929-1931) terwijl de andere aan de Villa Cavrois (1929-1932) sleutelt. De ene fungeert als vaandeldrager van CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne, 1928), de andere werkt als stichter van UAM (Union des Artistes Modernes, 1929). Toch wordt de ene vandaag nog altijd gelauwerd én gehoond terwijl de andere in zijn schaduw moet staan en in de vergeetput moet zitten. Omdat ze toch verschillend zijn. Le Corbusier durft méér, net als Picasso, en hanteert bijna vijftig jaar de dirigeerstok. Mallet-Stevens blijft bij zijn ene kunstje, net als Braque, en slaat slechts vijftien jaar de maat.
Mallet-Stevens begint pas in 1921 aan zijn architectencarrière, die vooral woningen zal opleveren. Zijn tweede werf, de Villa Poiret (1921-1923) in Mezy-sur-Seine, wit beton met vierkante en ronde raamopeningen, komt er maar nadat de opdrachtgever in 1917 het voorstel van Le Corbusier weigert … Ook zijn Villa Noailles (1923-1928) in Hyères, een fijnzinnige betondoos op een groene heuvel, komt er maar nadat de opdrachtgever beslist toch niet met Le Corbusier te werken …
Zijn pièce de resistance wordt de Villa Cavrois in Roubaix. Mallet-Stevens neemt een vermogende textielindustrieel mee naar het Stocletpaleis van nonkel en tante en overtuigt zo, dankzij Hoffmann, meneer Cavrois. Die bestelt een landelijk kasteel, dat er terzelfdertijd moet uitzien als een ontstedelijkt herenhuis. De architect begrijpt de duale briefing en tekent een horizontaal volume met een centrale belvedere. De compositie kan alleen maar met ‘asymmetrische symmetrie’ beschreven worden en wordt versterkt door de geregisseerde parktuin met langgerekte vijver. De architect ontwerpt werkelijk alles, tot de deurkrukken en wandklokken toe, en maakt van elke kamer een apart filmdecor, met eigen materialen en kleuren. Zijn perfectionisme gaat ver: de kleerkast van zijn bouwheer, die hem verafgoodt, wordt specifiek op maat gemaakt van de hemden van de klant.
De Villa Cavrois wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog verlaten, daarna verbouwd om tenslotte volledig verwaarloosd te raken en verkocht te worden aan een verkavelaar. De Franse Staat komt net op tijd om de afbraak af te blazen en restaureert (2003-2015) uiterst zorgvuldig dit magistrale huis.
Mallet-Stevens raakt na 1935 zelf ook verwaarloosd: hij krijgt geen architectuuropdrachten meer. Hij overlijdt, nog jong, in 1945 én in stilte. Zijn uitdrukkelijke laatste wens is de vernietiging van zijn archief…