Onze huiscolumnist Filip Canfyn moet wel van vertellen houden want hij heeft zes kleinkinderen. Wat voor die ukken kan, is natuurlijk ook geschikt voor de lezers van Steen & Been. Daarom deze week een verhaal uit de oude doos: de strapatsen van Gustave Eiffel. Het moet niet altijd over corona gaan …
Gustave Eiffel (1832-1923) is (een beetje) de bedenker of ontwerper maar vooral de uitvoerder van de twee meest fotogenieke architectuurobjecten aller tijden: het Vrijheidsbeeld in New York en de Eiffeltoren in Parijs. (Die Eiffeltoren heet trouwens bijna de Bonickhausentoren, naar de Duitse officier, die de toekomstige staaltovenaar verwekt. Gustave verandert later zijn eerste naam, refererend naar de geboortestreek van zijn vaders familie.)
Eiffel start in 1865 als zelfstandig raadgevend ingenieur, opent in 1866 zijn eigen ateliers en sticht in 1868 zijn eigen bedrijf, G. Eiffel et Cie. Hij heeft werk zat.
Frédéric Auguste Bartoldi, de houwer van een beeld (1870) in de Parijse Jardin du Luxembourg, moet hiervan een zeer grote zus maken als Vrijheidsbeeld voor New York. Hij vraagt de ingenieur om te rekenen aan de staalconstructie binnenin. De ondernemer monteert het skelet in 1884 in zijn ateliers, voor het per boot over de oceaan trekt. De reputatie van Eiffel lijkt nu niet meer stuk te kunnen.
In hetzelfde 1884 krijgen twee medewerkers, Maurice Koechlin en Emile Nouquier, een idee voor een reuzentoren, die moet pronken op de Wereldtentoonstelling van 1889 in Parijs. Hun baas vindt het maar niets wegens lelijk en onhaalbaar. Het duo laat een architect, Stephen Sauvestre, hun miskleun fatsoeneren en Eiffel hapt nu wel toe: hij koopt het plan. In 1886 dient hij datzelfde plan in als zijn bloedeigen concept en hij verwerft begin 1887 een budget voor de bouw (omgerekend 100 miljoen € vandaag) en een concessie voor de uitbating (geschatte jaarlijkse waarde 10 miljoen € vandaag). Het wordt een beperkte concessie want de centerpiece van de Wereldtentoonstelling wordt louter als voorlopig gezien en zal na twintig jaar afgebroken worden …
In 1887 start de werf. Arbeiders werken 7/7, 12 uur per dag, altijd maar hoger, altijd maar onveiliger in wind en koude. In 1888 breken twee stakingen uit die Eiffel maar stil kan leggen door een negenurendag toe te staan en een opleveringspremie toe te zeggen. Kost wat kost moet zijn riskante onderneming slagen … Twee jaar en twee maand na de eerste spadesteek zullen Parijs, Frankrijk en de wereld in 1889 een summum van architecturale engineering rijker zijn. Dankzij een ingenieuze leperd.
En dan overspeelt Gustave Eiffel zijn hand. Samen met Ferdinand de Lesseps, de graver van het Suezkanaal. Die wil hetzelfde exploot herhalen in Panama maar krijgt de klus niet geklaard. Hij roept er, wanhopig, Eiffel bij in 1887. Die zit intussen in Parijs ook in de problemen: premies, meerwerken en vooral liftkosten zadelen hem op met een budgettekort van 40 miljoen € en hij heeft snel die centen nodig. Hij slaagt erin gigantische sluisdeuren te verkopen aan de Lesseps en zich vooraf te laten betalen. De verwachte (woeker)winst van, jawel, 40 miljoen € financiert zijn toren, die hem twintig jaar lang veel geld moet opleveren. Intussen blijven de problemen rond het Panamakanaal zich opstapelen met een rampzalige put als gevolg.
De Lesseps lanceert het idee van een nationale volkslening en laat meer dan 100 députés omkopen, om de wet door het parlement te sluizen en vooral kleine spaarders tot investering te overreden. Wanneer de Panamamaatschappij toch failliet gaat komt Eiffel in opspraak omdat hij zijn winst incasseert maar de gedupeerden vergeet. Als halve Duitser wordt hij, le grand ingénieur, uitgespuwd en in 1893 veroordeeld wegens misbruik van vertrouwen. Dat het Hof van Cassatie wat later zijn gevangenisstraf kwijtscheldt maar hem niet rehabiliteert maakt hem zakelijk dood. Hij stapt uit het management van zijn eigen firma en laat Maurice Koechlin, de originele bedenker van zijn toren, de handel overnemen.
Gustave Eiffel zal nog jaren vechten voor het voortbestaan van zijn toren. Na het schandaal van 1893 gaan immers stemmen op om dat stalen skelet van die charlatan met de grond gelijk te maken. De ontwerpwedstrijd voor de Wereldtentoonstelling van 1900 laat zelfs heel wat voorstellen voor verbouwing en afbraak zien. Zonder gevolg maar Eiffel ziet zijn royaal inkomen bedreigd. Gelukkig daagt in 1909 ene Gustave Ferrié op, de pionier van de telegrafie, die een antenne op de torentop zet en het leger overtuigt van het nut van dit nieuwe communicatiemiddel, dat de postduiven moet vervangen. De Eerste Wereldoorlog doet de rest van het pleidooi, de toren wordt voor altijd gered en Eiffel kan verder tickets en souvenirs slijten.
Hij sterft eenennegentig jaar oud. Met twee eeuwige postkaarten op zijn cv én met één onbegrijpelijke vergissing op zijn conto. Neen, niet die Panamahistorie maar wel een vergetelheid: hij denkt er niet aan de auteursrechten op de reproductie van zijn Parijse schat te beschermen. Iedereen ter wereld kan al meer dan honderd jaar kleine exemplaren maken en verkopen. Op zijn kosten.