Onze huiscolumnist Filip Canfyn wil het nog eens over architectuur hebben, over non-architectuur eigenlijk. Over architectuur, die de tekentafel of het computerscherm niet verlaten heeft. Over niet-bestaande want niet-gebouwde architectuur.
Sabato, weekendglossy van De Tijd en marktleider van de propaganda voor het peperdure segment van handtassen, auto’s, horloges en uiteraard vastgoed, kopt op haar voorpagina “Wat als architecten hun zin kregen?”. Een beetje verder wordt gelokt met “Hoe de wereld er had kunnen uitzien als architecten carte blanche hadden gekregen”. Ik ben geenszins een fan van sf of horror maar ik lees toch verder.
De aanleiding van het artikel van Iris De Feijter is de publicatie van het boek ‘Atlas of never built architecture’ (Phaidon) van Lubell en Goldin, die meer dan 300 nooit gerealiseerde gebouwen (uit de 20ste en 21ste eeuw) van tekst en illustratie voorzien. Ook zeer grote namen lopen op hun fictieve catwalk: Antoni Gaudi, Frank Lloyd Wright, Renaat Braem, Norman Foster, Ricardo Bofill, Rem Koolhaas, Zaha Hadid, MVRDV, Daniel Libeskind, …
Of de beschaving veel gemist heeft door het niet-bouwen van hun egotripperijen en spielereien laat ik veiligheidshalve wat in het midden. Hoewel. Het artikel opent met “Stel dat Le Corbusier de Antwerpse architectuurwedstrijd had gewonnen voor Linkeroever. Dan prijkte daar nu zijn modelstad ‘Cité Radieuse’”. Ik zal wel vloeken in de smaakpolitiekerk als ik beken te monkelen bij dat prijken.
De auteurs zien het dan weer zo: “Onuitgevoerde ontwerpen tonen de puurste en onvervalste visie van de architecten, omdat ze ontsnapten aan de onvermijdelijke aanpassingen aan de markt, de politiek of klanten die briljante ideeën soms tot saaie realiteit herleiden.” Ja, je zal maar je brood moeten verdienen als architect. Alvar Alto, ook aanwezig in het boek, zei ooit: “God bedacht papier om er architectuur op te schetsen. Al de rest is voor mij papierverspilling.” God waakt er blijkbaar ook over dat het soms bij dat schetsen blijft.
Ik dacht tenslotte aan dit citaat van een architect uit ‘The Fountainhead’ van Ayn Rand: “Ik ontwerp waarschijnlijk meer vreselijke dingen dan elke andere architect en met minder reden. Het enige verschil is dat ik kan beweren dat mijn knoeiwerk in mijn eigen prullenmand verdwijnt.” En maar goed ook.