Onze huiscolumnist Filip Canfyn laveert, als een kind in de bollenwinkel, door het wondere boek ‘De ziel van Parijs’ (Hannibal, 2021) van Dirk Velghe. Wie stad, huizen, straten, mensen en geschiedenis in verhalen versuikert vindt in hem een gulzige snoeper. Een nasmaakje.
Ik heb al eens verteld in ‘Ongetweiffeld’ (18.05.20) over een fameuze toren in Parijs en over zijn bedenker-aannemer-uitbater, die eigenlijk de DBFM-formule uitvond. Dirk Velghe dist nog een spitante anekdote terzake op: bijna honderd jaar geleden, in april 1925, probeert een leperd het monument te verpatsen.
Victor Lustig, oplichter in hoofdberoep, geeft zich uit voor directeur-generaal van de posterijen en bezoekt vijf schroothandelaars. Hij meldt dat hij uiterst discreet, op vraag van de president van de republiek, de Eiffeltoren als oud ijzer moet verkopen. Een restauratie blijkt onbetaalbaar, dus moet de hele roestige zwik gesloopt worden. De operatie noemt hij ‘staatsgeheim’ want de afbraak van het iconisch symbool ligt, bien entendu, gevoelig. Mondje dicht dus en de ferrailleurs dienen elk een offerte onder gesloten omslag bij Lustig persoonlijk in.
Niet de hoogste bieder maar de goedgelovigste, ene André Poissoin, krijgt de opdracht als hij een fors voorschot op tafel legt en een enveloppe onder tafel schuift. Dat smeergeld wekt vertrouwen bij de vrouw van André want “Du noir? C’est bien la preuve que cet homme est un vrai fonctionnaire.”. Poisson dokt en de onechte directeur-generaal verdwijnt meteen met de noorderzon en volle zakken.
Lustig zal het nog eens proberen, tevergeefs, en in een Amerikaanse gevangenis sterven, na een andere oplichting. In zijn persoonlijke documenten vindt men postuum zijn ‘Tien geboden’.
Lessen van een valsspeler, die nog altijd toegepast worden …