Onze huiscolumnist Filip Canfyn gebruikt eens zijn SAMPOL-abonnement om er een column uit te knijpen. Het februarinummer van Samenleving & Politiek krijgt immers als baseline ‘De stad, de motor van verandering’ en daar valt wel iets voor te zeggen.
Soumaya Majdoub, VUB-onderzoekster en bezielster van Women in Urbanism, verwijst naar een opiniestuk met 19 handtekeningen in Le Soir onder de noemer ‘Bruxelles: faire la ville autrement’. De inititiatiefnemers willen zich buigen over de vraag “in welke stad willen we leven?” maar Majdoub betreurt dat er 18 architecten en/of stedenbouwkundigen bij zitten. (Lap, architecten en stedenbouwkundigen engageren zich eindelijk eens en het is weer niet goed …). Ze verantwoordt haar kritiek: de gigantische uitdagingen voor steden kunnen niet ten volle begrepen worden als de denkoefening alleen door de klassieke spelers gebeurt. Tenzij die hun rol herdefiniëren.
"Steden lijden door onverzadigbaarheid en ontwerpers dragen ook schuld. Zij bevestigen met landmarkarchitectuur het beeld dat groei de ultieme ambitie is."
Zijzelf pleit voor een stad, waar economische groei niet meer centraal staat. Steden lijden door onverzadigbaarheid en ontwerpers dragen ook schuld. Zij bevestigen met landmarkarchitectuur het beeld dat groei de ultieme ambitie is. Kan het anders? “Welke architectuur en stedenbouw kan bijdragen aan een transitie naar een stad op maat van niet eeuwig consumerende bewoners, zonder winstmaximalisatie als ultieme objectief?”
Met andere woorden, hoe kan verdere verstedelijking compatibel worden met degrowth? En die degrowth mag zich niet beperken tot “een billijke terugschaling van productie en consumptie die het welzijn van de mens verhoogt alsook het ecologisch kader zowel lokaal als op wereldvlak verbetert”. Het moet niet bij green washing blijven maar ook een stap richting leefbaarheid voor iédereen worden. “Stedenbouw heeft het potentieel om een katalysator voor sociale vooruitgang te zijn. Het is evident dat er een causale relatie is tussen stedelijke ruimte en maatschappelijke ontwikkelingen en daar ligt de rol en kans van de stadsplanner.” Ze besluit kordaat: “De ‘insider position’ is het grote voordeel van de stedenbouwkundige. Maak er dan ook gebruik van.”
Kortom, het recht van spreken bestaat maar moet goed ingezet worden. Ik zou het zelf niet beter kunnen zeggen.