Onze huiscolumnist Filip Canfyn houdt niet van uitvaarten van aflijvigen maar wel van het Requiem van Mozart. Deze doorleefde muziek weerklinkt nu aan het strand van Oostende, na de doodstille begrafenis van een modern monument. Het zilte zwembad is komen te gaan, gelieve de familie te volgen.
Marc Felix, zoon van en vooral zelf architect (onder meer van het amusante Loodswezengebouw in Oostende, vol sprekende muurschilderingen van de nu volop in de belangstelling staande Roger Raveel, zijn vriend, van wie hij ook het graf ontwierp) zendt mij op 21 april een mail: “Tot zondag kan men nog gaan zwemmen om baantjes te trekken. Onder die nog steeds prachtige betonschelp met zonnevlekken op het water. Daarna is het gedaan. Ik ga met kinderen en kleinkinderen, de laatste dag. Er is nog geen beslissing.”
"Een volkswoede à la Steen en Gravensteen bestaat niet in de koningin der (zwem)badsteden. Ligt men dan veel meer wakker van een brok romantisch-symbolisch erfgoed, waar al eeuwen aan geprutst wordt, dan van een authentieke getuige van goede architectuur, die niet aan de toeristen maar aan de inwoners zelf plezier en vertier schonk?"
Marc heeft het over hét zeewaterzwembad van Oostende, dat (bloemen noch kransen) geslachtofferd werd voor een nieuwerwetse investering honderden meters verderop. Ik heb al meermaals het trieste verhaal verteld van dit miskend brutalistisch opus en van de architecten Paul Felix en Jan Tanghe maar dat het zo kil en zonder perspectief zou eindigen proeft toch naar pekel en bitterheid. In de lokale Krant van West-Vlaanderen mogen de zonen Felix en Tanghe nog herinneringen ophalen en hoop koesteren maar in het stadhuis blijft het ook onder een nieuwe meerderheid doodstil. Niemand durft spreken, noch van herbestemmen, noch van slopen, want beide opties kennen felle tegenstanders vanuit eigenbelang, domheid of desinteresse. Dus wordt gezwegen in alle talen, en vooral in het Oostends, omwille van de gevoeligheid van de kwestie en van de ongevoeligheid van de politiek. Het gebouw mag intussen verkommeren, de euthanasie werd reeds ingezet, zout en zand, wind en water mogen hun afbraakwerk doen.
Marc schrijft nog een mail, op 24 april: “Vanmorgen gaan zwemmen. Een redder, die mij totaal niet kent, sprak mij spontaan aan om te zeggen hoe erg zijn collega’s het vinden om ‘het beste zwembad van België’ te moeten ruilen voor een gesloten zwemloods waar geen zon binnen komt. Hij hoopte dat ze het zouden herbestemmen. Of renoveren als tweede zwembad. Parijs heeft er toch ook veertig …”
Ik blijf het vreemd vinden, die kustomerta. De politiek kan met de vinger gewezen worden maar de Oostendenaar ook. Een volkswoede à la Steen en Gravensteen bestaat niet in de koningin der (zwem)badsteden. Ligt men dan veel meer wakker van een brok romantisch-symbolisch erfgoed, waar al eeuwen aan geprutst wordt, dan van een authentieke getuige van goede architectuur, die niet aan de toeristen maar aan de inwoners zelf plezier en vertier schonk?