Onze huiscolumnist Filip Canfyn loopt al meer dan lang genoeg in dit wereldje rond om te weten dat architecten niet hoog oplopen met ontwerpen en gebouwen van confraters. (Een hypocriete term, trouwens, ‘confraters’. Daarom gebruiken advocaten die ook.) Ofwel zijn architecten jaloers op hun medebroeders ofwel zijn ze ijdel zoals hun medebroeders. En soms mondt die broederstrijd uit in een vuile oorlog dan wel een verstandig debat.
Een nog recent voorbeeld van een vuile oorlog is het rechtbankgevecht van Robbrecht & Daem tegen Francine Houben, de starchitect van Mecanoo, die de verbouwing van het Museum Boijmans van Beuningen (Rotterdam) ontwerpt. Zij wil de uitbreiding, die de dagvaarders nog maar in 2003 bouwden, slopen. R & D, in hun eer gekrenkt, verzetten zich tegen haar argument dat hun werkstuk “verouderd” is qua concept. Fair enough.
Het niveau zakt wel zienderogen wanneer Marc Dubois, HMV-gewijs, zich geroepen voelt in zijn pen te kruipen om Houben te schofferen. Hij hekelt niet alleen hààr “erg zwak concept” maar ook haar “brutale aanpak”, haar “glazen winkelpui van AH of Zeeman”, haar “gebrek aan respect voor andermans inbreng”. Hij besluit plat dat haar bijnaam ‘Fearless’ niet veel zegt over haar architectuur, maar veeleer over haar ambities (I quote). Zo’n onpropere taal maakt van de eerbare kwestie een moddergevecht.
Een zeer recent voorbeeld van een verstandig debat is het opiniestuk van Francis Strauven in De Standaard onder de titel “Laat de Boerentoren toch in zijn waardigheid”. Het goed en genuanceerd geschreven standpunt wordt bovendien ondertekend door vijf Vlaamse (ex-)Bouwmeesters. Ik herhaal het slot: “De door Liebeskind voorgestelde spectaculaire toevoegsels zouden de Boerentoren overweldigen en ridiculiseren, hem een andere gestalte aanmeten en zijn oorspronkelijke historische betekenis tenietdoen. Dat is volstrekt onaanvaardbaar.”
Zo kan het dus ook. Dit klinkt meer als een stille terechtwijzing door eminente exemplaren van de architectengilde, die zich zorgen maken maar zich niet verliezen in nijdig haantjesgedrag. Ikzelf kan mij nochtans levendig inbeelden dat andere taal kan gebruikt worden om te fulmineren tegen de escapades van een starchitect, die werkt voor nota bene een megalomane tyrannosaurus.
Architecten moeten onderling een verstandig debat voeren, geen vuile oorlog. En op hun taal letten.