Onze huiscolumnist Filip Canfyn onderschrijft de kritiek van Brussels Bouwmeester Kristiaan Borret op de klaarblijkelijke bereidheid van architecten om vernederende ereloonoorlogen uit te vechten. Hij meent echter ook dat de actieradius van het zelfrespect wat ruimer mag gaan.
Bouwmeester Kristiaan Borret, de stille kracht van de koppige hoofdstad, heeft overschot van gelijk wanneer hij architecten oproept om wedstrijdaanbestedingen, waarbij op erelonen moet afgeboden worden, collectief te weigeren. Dat is nogal wiedes: koken kost geld en zo’n pingelformule kan maar werken als de hoeveelheden, inhoud, prestaties, methodiek, … scrupuleus juist kunnen gedefinieerd worden. En dan nog. Kijk maar wat kan gebeuren met klassieke aanbestedingen voor aannemingen. Ereloonveilingen zijn inderdaad potsierlijk maar eerder een uitzondering en zeker niet het enige probleem. Het regent vandaag immers zowel ontwerpwedstrijden (‘bouwheer zoekt architect’) als ontwikkelingswedstrijden (‘opdrachtgever zoekt promotor met architect’). Beide wedstrijdsoorten vragen van ontwerpers, zeker in de finale fase, zware inspanningen en dus dure investeringen. Dan moeten architecten niet alleen waken over een correct ereloon bij een eventuele opdracht maar ook over een compensatie voor de prestaties indien die opdracht niet doorgaat. Ik pleit daarom altijd voor biedvergoedingen: zowel het ontwerpwerk als het calculatie- en ontwikkelingswerk (indien van toepassing) moeten deftig gehonoreerd worden. Die vergoeding is per definitie onvoldoende maar moet vooral van genoeg respect getuigen. Ik roep dan ook architecten op om alle wedstrijdformules zonder redelijke biedvergoeding collectief te weigeren.
"De ommekeer moet misschien geleid worden door toonaangevende architecten. Zij kunnen morgen het goede voorbeeld geven en respectloze wedstrijden links laten liggen. Onverbiddelijk en met veel lawaai. Dan kunnen ze misschien ook eens buiten de architectuurboekjes toonaangevend worden …"
Wedden dat nu menige architectenmond grijnslacht. Twee woorden zijn er te veel aan. Collectief en weigeren. “Onder de prijs of voor nada werken vind ik vreselijk maar als ik het niet doe doet een concullega het …” Met deze dooddoener, die jammer genoeg klopt, schiet het architectengild zich nu al lang in de eigen voeten. Collectief en weigeren. Goed, wedstrijden vormen een belangrijke opdrachtenbron maar die kans op werk kan toch geen excuus blijven voor een ridicule concurrentie. En zo ja, dan stoppen we maar met zagen en klagen. Collectief en weigeren. De ommekeer moet misschien geleid worden door toonaangevende architecten. Zij kunnen morgen het goede voorbeeld geven en respectloze wedstrijden links laten liggen. Onverbiddelijk en met veel lawaai. Dan kunnen ze misschien ook eens buiten de architectuurboekjes toonaangevend worden …