Onze huiscolumnist Filip Canfyn leest in drie weekendkranten drie artikels, die willens nillens blijken met elkaar te maken te hebben. Wat is de link tussen woningnijd, belastingen, managementvennootschappen en onvermogen?
De lifestylebijlage van De Morgen (30.11.24.) lanceert een neologisme: woningnijd. Dit woord staat voor “een mix van jaloezie, verdriet en machteloosheid”, die twintigers en dertigers voelen omdat hun vrienden een huis kunnen kopen, en zij niet. Immotheker signaleert in dat verband dat de helft van de jonge verwervers gemiddeld bijna 60.000 € van de ouders krijgt. De andere helft ontvangt die steun niet en moet gefrustreerd op de woningmarkt afhaken wegens onvoldoende startkapitaal.
Vandaag wordt (nog) geen eigen huis hebben beschouwd als een teken van zwakte en mislukking. Nog los van het feit dat die visie beledigend is voor wie moet of wil huren, wordt zo vooral het verschil tussen huisvesting en vastgoed bevestigd als mantra van de meritocratie. Alsof voeding en gastronomie ook geen twee realiteiten zijn … Het woningnijdartikel stapt spijtig genoeg wijdbeens rond de oorzaken van woon(on)betaalbaarheid. Als vandaag alleen de bovengemiddelde inkomens nog kunnen kopen moet de vraag gesteld worden of het niet de ouders zijn met een groter vermogen, die die 60.000 € kunnen schenken en dus het status quo van woningbezit voor welgestelden bestendigen.
Dezelfde dag brengen zowel De Tijd als De Standaard (te vroeg) de studie van professor André Decoster (KULeuven): ‘De paradox van ongelijkheid in België’. De Tijd meldt, in een redactioneel stuk, primo, dat de inkomensongelijkheid groter is dan gedacht en sinds 2010-2014 toeneemt, en, secundo, dat de 10% hoogste inkomens minder belastingen dan het gemiddelde van 43% afdragen dankzij het frequent gebruik van fiscaal zeer voordelige managementvennootschappen. Tussen haakjes, niet iedereen gebruikt die truuk van luie Charel: tweeverdieners met een goedbetaalde job betalen wél veel belastingen en trekken bovendien de gemiddelde belastingsvoet van àlle hogere inkomens omhoog.
De Standaard interviewt Decoster, die raar maar waar wijst op het laag en stabiel niveau van ongelijkheid alhier, tenzij onzichtbare inkomens uit kapitaal meegerekend worden. De ‘vervennootschappelijking’ van de inkomens wordt op zich een argument voor een fiscale verschuiving, volgens de econoom. Hij ziet geen negatieve evolutie qua woningbezit, al moet nu met twee gewerkt worden voor wat vroeger door één kostwinner verdiend werd.
Conclusie uit deze verwarde krantenlogica? Inkomen wordt minder belangrijk als hefboom voor woningverwerving, wegens zichtbaar en overbelast. Vermogen bepaalt nu wie wel en wie niet koopt, wegens minder tot niet zichtbaar en dito belast. En die ongelijkheid bevestigt zichzelf. Vermogen maakt vermogen (ons kent en steunt ons over generaties heen), onvermogen blijft onvermogen, in alle betekenissen van het woord. Tot spijt van woningnijd.