Onze huiscolumnist Filip Canfyn heeft nu door omstandigheden nog meer tijd om te lezen. Dan stuit hij wel eens op ‘iets’, dat hij verder uitvlooit door op de snelweg van de kennis te surfen. Soms zit daar een verhaal in, zoals deze week. Over utopische woningbouw van vroeger.
Naast het boeiende MAC’s, het museum voor hedendaagse kunst in de buurt van Bergen, ligt een markante woonwijk, Le Grand Hornu, goed voor 425 quasi identieke bakstenen huizen. Henri De Gorge (1774-1832) exploiteert de lokale steenkoolmijn vanaf 1810 en naast werkplaatsen, kantoren en zijn eigen kasteel bouwt hij een mini-stad voor 2.500 inwoners, inclusief school, hospitaal en feestzaal. De voor die tijd verlichte ondernemer wil zijn arbeiders kalm, tevreden en vooral in de gaten houden. Hij trekt één dagsalaris per week af als huur en de rest van de pree moet uitgegeven worden in de winkels van De Gorge. Kortom, een patronale utopie.
Vijftig kilometer verder, in Noord-Frankrijk, richting Saint-Quentin, ligt Guise, waar Jean-Baptiste André Godin (1817-1888) vanaf 1837 schatrijk wordt met het produceren van gietijzeren kachels en kookfornuizen. Hij leest ook al eens een boek en stuit zo op het werk van Charles Fourier (1772-1837), een revolutionaire filosoof. Die droomt van een coöperatieve maatschappij met zelfvoorzienende gemeenschappen, die worden gehuisvest in ‘phalaistères’, in mini-steden voor 2.000 inwoners. Godin neemt de utopie van Fourier mee wanneer hij in 1859 naast zijn fabriek de ‘Familistère’ opent, een project van sociale woningbouw avant la lettre. 550 appartementen en 350 huizen worden verspreid over woonblokken rond een binnenkoer onder een glazen koepel. De arbeiders, die géén huur moeten betalen, vinden er alle comfort plus een school, een theater, een bibliotheek, een apotheek, een crèche, zelfs een zwembad. ‘Versailles pour le peuple’, zo noemt Godin tevreden zijn project, dat als gebouw overleeft tot vandaag.
En de zaken blijven goed gaan. Vanaf 1858 draait nog een kachelfabriek van hem, in Laken, niet ver van het stulpje van de koninklijke familie. Daar levert Godin in 1880 een Familistère light op. Het arbeiderspaleis wordt dit keer beperkt tot 72 appartementen, die weeral rond een binnenkoer onder een glazen koepel liggen. Bijna honderd jaar later, in 1968, gaan de boeken echter toe. Het gebouw wordt verkocht en omgevormd tot kantoren, die later weer flats worden. Het lokale OCMW denkt in 2000 nog aan een renovatie tot sociale woningen maar besluit de ooit prettige woonkazerne in 2018 te verkopen aan een promotor. Die belooft de boel dit jaar te verbouwen tot 57 luxe-appartementen. Ook een utopie kan uiteindelijk renderen …