Onze huiscolumnist Filip Canfyn worstelt zich weer met plezier door zijn weekendkranten en stelt al even graag vast dat de morbide verjaardag van de eerste lockdown tot constructief denkwerk leidt, ook bij architecten. Nu nog het doewerk en de pandemie wordt een schoolvoorbeeld van ‘elk nadeel hep zijn voordeel’.
Journalist Geert Sels stelt zich in De Standaard Weekblad (13 maart 2021) de vraag “Gaan we nu anders bouwen, wonen en kopen?”. Een onderzoek van Steunpunt Wonen wijst hem alvast de weg: tijdens de eerste lockdown was de beperkte ruimte problematisch voor 20% van de appartementbewoners maar bijna niet voor de gelukkigen met een huis. Dat de locatie van de woning op zich geen verschil maakt wordt ook genoteerd maar toch liggen de meeste appartementen in de stad en staan de meeste huizen in verkavelingsvlaanderen. Bovendien blijken de huurders de grootste pineut en waar wonen die meestal? De stadsvlucht van de middenklasse zal zo niet keren en de ontwikkelaars blijven intussen, naast renderende compacte flats, dure ruime appartementen bouwen voor de niche van de hogere inkomens.
Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs klinkt in hetzelfde artikel bezorgd over de sociale dimensie van die weeral oude woonwijn in nieuwe zakken: “Ons wioonideaal is vrij eenzijdig geënt op een privéwoning. Het is bijna een race, beginnend bij een appartementje, vervolgens een rijhuis en finaal de bekroning met een villa in het groen. Dat is een economisch model en geen sociaal model. Makelaars en ontwikkelaars zeggen dat de vraag naar vrijstaande woningen is gestegen, en dat het bijgevolg een goed model is. Jammer genoeg klopt dat niet. Ik gun het iedereen, maar zoveel grond is er gewoonweg niet. Willen we dat het almaar duurder en exclusiever wordt? Corona heeft duidelijk gemaakt dat het woonideaal een ideaal is voor minder mensen. Daarom moeten we oplossingen bedenken voor meer mensen.”
Waar wachten we nog op? (Ik moet nu denken aan Arbeid Adelt: “Hoe heerlijk de weemoed, het bier, het verdriet, de stroom waarin de Vlaming zijn leven vergiet. Gezellig de frustratie, lekker Westers. Waar wacht je nog op? Waar wacht je, waar wacht je? Je wacht nergens op, lekker Westers.”)