VAC Leuven moet voorbeeldproject worden

Met een E-peil van E-49 en een K-peil van K-21 moet het Vlaams Administratief centrum in Leuven een voorbeeldgebouw worden op het gebied van energieverbruik en isolatie.

Om de ambtenaren van Vlaams-Brabant te huisvesten laat de Vlaamse overheid een Vlaams Administratief centrum bouwen in Leuven.  De ontwerpopdracht werd toevertrouwd aan Jaspers – Eyers en Partners. De uitvoering is in handen van Interbuild en Willemen.
Bij de ontwikkeling van de nieuwe administratieve centra in de provinciehoofdplaatsen, heeft de Vlaamse Gemeenschap belangrijke eisen gesteld op vlak van duurzaamheid, functionaliteit, herkenbaarheid en architecturale kwaliteiten. Tegelijk moeten de administratieve centra flexibele open werkruimten worden voor de verschillende diensten van de Vlaamse overheid die ze huisvesten. Bovendien moeten ze laagdrempelig zijn voor de bezoekers en opgericht worden op terreinen die de integratie van de gebouwen in het stadsweefsel waarborgen.



 


Morfologie


Het project wordt gebouwd op een terrein tussen de Vuurkruisenlaan, de Diestse Poort, de Diestsestraat en de spoorwegberm naast het station van Leuven. Het gebouw zal bestaan uit een  een torenvolume van 60m hoogte met een duidelijke landschappelijke functie als begrenzing van het binnenstedelijk gebied, en anderzijds een horizontaal balkvolume dat de overgang tussen de toren en het laagbouwgebied van het Martelarenplein tot stand brengt.
Het bouwprogramma van de Vlaamse Gemeenschap voorziet in 22.660m2 kantoorruimte met ondersteunende diensten, 158 parkeerplaatsen en 158 fietsstallingen.
Het concept vertrekt van de 4 bestaande terreinniveaus waaraan het gebouw grenst. Het sokkelvolume heeft een hoogte van 6 niveaus. De toren zal 12 verdiepingen tellen waarin administratieve diensten zijn ondergebracht.

    


Herkenbaarheid


Het gebouw van het nieuwe Vlaams Administratief Centrum zal door zijn uitwendige vormgeving een zeer grote herkenbaarheid bezitten. Gezien het beeldbepalend karakter van de hoofdvolumes volgend uit het BPA hebben de architecten geopteerd voor een sobere vormgeving waarbij de gebouwvolumes functioneel logisch aan elkaar gekoppeld worden. Ook de gevelafwerking is bewust minder opvallend gehouden om de aandacht op de basisvolumes te vestigen. De gesloten vlakken bestaan uit lichtbeige natuursteen en de ramen zijn in gemoffeld aluminium met neutrale beglazing. Een uitwendige zonnewering zal zorgen voor een wisselend gebouwbeeld in de zomerperiode.

 

Duurzaam bouwen

De Vlaamse Gemeenschap heeft voor dit gebouw voor de eerste maal de hoogst bestaande normen opgelegd op vlak van duurzaamheid. Concreet houdt dit in dat het E peil van het gebouw lager moet liggen dan 50 (normale vereiste 100) en dat het gebouw een viersterrenscore moet halen overeenkomstig het nieuwe handboek “ Evaluatie van kantoorgebouwen” van de Vlaamse
Gemeenschap.

Door de passieve maatregelen in de vorm van een ver doorgedreven isolatie is de vraag naar energie reeds sterk gereduceerd. Bij de actieve maatregelen wordt de resterende energievraag zo efficiënt mogelijk ingevuld. Er worden enkel beproefde, technieken voor energiebesparing toegepast.
De productie van warmte voor het gebouw gebeurt in eerste instantie met een warmtepomp gekoppeld aan energieopslag in de bodem. Er werd geopteerd voor een gesloten systeem, namelijk boorgaten‐energieopslag (BEO) of energieopslag met verticale bodemwarmtewisselaars. De BEO‐techniek laat toe om zowel koude als warmte te stockeren. De boorgaten liggen onder het gebouw.

Warmte en/of koude wordt in de grond gebracht of onttrokken met behulp van een gesloten hydraulisch circuit. Dit circuit bestaat uit verschillende verticale bodemwarmtewisselaars met een diepte van circa 45m die in boorgaten worden ingebracht.
Bij boorgat‐energieopslag zal tijdens de zomerperiode de warmtelast van het gebouw worden afgevoerd naar de bodem. In een eerste fase gebeurt dit door water te verpompen in de verticale sondes. De warmte wordt opgeslagen in de ondergrond.
Tijdens de verwarmingsperiode wordt de opgeslagen warmte tijdens de koelperiode weer onttrokken aan de bodem. Dus op het einde van de (winter) is de bodem geregenereerd en kan de cyclus overnieuw beginnen.

Deel dit artikel:
Met medewerking van
Onze partners