Ventilatie in musea: een tripartite

Een efficiƫnte, zuinige en aangename ventilatie ontwerpen voor alledaagse omgevingen zoals woningen en kantoren is al geen eenvoudige opgave. Laat staan in een ruimte die erg specifieke eisen stelt, zoals een museum. Studiebureau Ingenium vertelt ons meer over deze bijzonder delicate opgave.
Een efficiënte, zuinige en aangename ventilatie ontwerpen voor alledaagse omgevingen zoals woningen en kantoren is al geen eenvoudige opgave.  Laat staan in een ruimte die erg specifieke eisen stelt, zoals een museum.  Studiebureau Ingenium vertelt ons meer over deze bijzonder delicate opgave.

U vraagt zich waarschijnlijk af wat een politieke term als “tripartite” te maken heeft met ventilatie in een museumomgeving. Terecht, ware het niet dat de definitie van een tripartite de volgende is: een samenwerking tussen drie partijen waarbij elk van de partijen toegevingen moet doen om tot een goed compromis te komen. Laat dat nu net ook het geval zijn in de museale context. Ook daar zijn drie partijen betrokken, namelijk de collectie, het gebouw en de gebruiker. Elke partij heeft zijn belang en heeft zijn eigen specifieke eisen waaraan moet voldaan worden. Deze eisen kunnen echter tegenstrijdig zijn. Het is bij het ontwerp van een ventilatiesysteem in een museum dan ook van belang om te achterhalen welke partij(en) de meest doorslaggevende eisen heeft (hebben) en deze trachten te verzoenen met de eisen van de andere partij(en): een museum ventileren is altijd compromissen maken.

Elke partij heeft zijn belang

Elke partij heeft zijn belang. Het belang van de ene partij zal echter altijd meer doorslaggevend zijn dan het belang van de andere. Doorgaans komt in een museale context de gebruiker slechts op de derde plaats. Op de eerste plaatsen komen collectie en gebouw, de volgorde is afhankelijk van hun overeenkomstige waarden. Om tot een adequate ventilatie in musea te komen, dient men dus eerst de waardeverhouding van collectie en gebouw ten opzichte van elkaar te bepalen. Globaal genomen zijn er drie mogelijkheden: ofwel is de collectie belangrijker dan het gebouw, ofwel is het gebouw belangrijker dan de collectie, of beide zijn even belangrijk.

De collectie staat op de eerste plaats


In dit geval zullen alle maatregelen moeten genomen worden om te beantwoorden aan de eisen van de collectie. Afhankelijk van de aard en de waarde van de collectie wordt een bepaalde ventilatieklasse vooropgesteld gaande van zeer strenge eisen op het vlak van temperatuur, relatieve vochtigheid, chemische vervuiling tot geen eisen op dit vlak. Voor bijvoorbeeld papieren documenten zullen de eisen op het vlak van relatieve vochtigheid totaal anders liggen dan voor een archeologische vondst uit steen. Foto’s zullen dan weer trager degraderen naarmate de temperatuur lager wordt gehouden. In functie van de eisen van de tentoongestelde objecten dient de ventilatie geconcipieerd te worden.


Sommige kunstobjecten, zoals dit schilderij van Rubens, zijn zo waardevol dat de ventilatie er volledig op afgestemd wordt.


Het gebouw is van uitzonderlijke waarde

Op dat moment dienen de maatregelen aangepast aan het gebouw. Zo zal het in deze gevallen belangrijk zijn om temperatuur en relatieve vochtigheid zodanig te handhaven dat er geen schade ontstaat aan het gebouw (bv. door condensatie). Belangrijk is hierbij niet enkel te focussen op de ventilatie, maar ook en misschien vooral overleg te plegen met de architect om te bekijken welke bouwkundige maatregelen mogelijk zijn. Een geïntegreerde aan-pak door architecten en ingenieurs dringt zich op. Hierbij kan BIM-modellering een zeer interessant, zoniet onmisbaar, hulpmiddel zijn. Gezien het gebouw voorop staat, zullen de interventies voor het integreren van ventilatie beperkt worden, waardoor het meestal onmogelijk is om te voldoen aan de strengste eisen van de klimaatklasses waarover hoger sprake. De collectie zal dan ook hieraan moeten worden aangepast.


In andere gevallen is het gebouw van grote historische waarde en komt het dus op de eerste plaats.


Collectie en gebouw zijn evenwaardig

Als dit het geval is, moeten collectie en gebouw goed tegen elkaar afgewogen worden. Om de ventilatie voor beide te optimaliseren moet het ultieme compromis gezocht worden.

Comfort van de gebruiker


Nu de eisen voor collectie en gebouw gekend zijn, is het tijd om er de derde partij bij te betrekken: de gebruiker. Voor de gebruiker zijn de ventilatie-eisen deels wettelijk geregeld, tenminste als men over nieuwe gebouwen spreekt. Op dat ogenblik is immers de EPB-regelgeving van toepassing. Deze stipuleert dat er in musea voor ventilatie dient gerekend te worden met 2,5m2 per persoon. Dit resulteert in een groot ventilatievolume waar terdege moet mee rekening gehouden worden bij het opstellen van de plans. Voor historische gebouwen is de EPB-regelgeving niet of slechts gedeeltelijk van toepassing.

Het is vooral van belang om binnen de gestelde randvoorwaarden een comfortabel binnenklimaat voor de gebruiker te garanderen. Ook hier weer zal BIM-modellering en geïntegreerd ontwerp een belangrijke troef zijn.

Integratie in de binnenafwerking

Nadat de ventilatie-eisen werden bepaald, is het van zeer groot belang om, ongeacht de aard van het gebouw, deze eisen technisch te implementeren op een zodanige wijze dat ze niet storen in de tentoonstellingsomgeving. Musea zijn immers zeer dikwijls mooie gebouwen met schitterende ruimtes, waaraan men geen afbreuk mag doen door er met de botte bijl technische installaties in te voorzien. Intensief overleg tussen architecten en ingenieurs dringt zich dan ook op om de technische ruimtes voor de luchtgroepen op de juiste locaties in te passen, om de ventilatiekanalen te laten verlopen op plaatsen waar ze niet storend zijn.

De meest visuele elementen tenslotte, de ventilatieroosters, dienen enerzijds zodanig geplaatst dat ze correct werken, zonder tochtverschijnselen, met een goede omspoeling van de ruimte en anderzijds zo dat ze visueel niet storen. Ook hier dienen dikwijls compromissen gesloten te worden.


Ventilatie moet, net als de andere technieken, geïntegreerd worden in de ruimte.


Het ideale museum

Uit het voorgaande is een besluit duidelijk: HET ideale museum bestaat NIET. Voor elk museum liggen de waardeverhoudingen tussen de drie partijen anders en zal dus ook het compromis anders liggen. Eens een compromis over de te realiseren eisen bereikt is, moet dit in een volgende fase vertaald worden naar een ventilatieconcept dat geïntegreerd wordt met de architectuur. Ook hier dienen terug compromissen gesloten.

De vergelijking van ventilatie in musea met de politiek is dan toch niet zo vergezocht… Geïntegreerd overleg tussen alle partijen is van het allergrootste belang om tot de voor het gegeven project meest toepasselijke oplossing te komen.
Deel dit artikel:
Onze partners