De Orde van Architecten denkt er al een tijdje over na om een officiële permanente vorming in te voeren. Die zou in een eerste stadium op vrijwillige basis zijn maar daarna verplicht worden. Over die verplichting zijn er echter nog enkele onduidelijkheden, en het is daarom dat de beroepsverenigingen NAV en BVA dringend om overleg vragen met de Orde.
Onduidelijkheid over wettelijke verplichting
In de week van 21 april 2014 kregen alle leden van de Orde van Architecten een e-mail waarin ze op de hoogte werden gesteld van de details en voorwaarden van het plan voor de lancering van de permanente vorming. Dit plan werd in februari 2014 aangekondigd en roept bij de architecten een hoop vragen op, vooral over de tweede fase waarin de vorming verplicht wordt opgelegd. De telefoons bij de beroepsverenigingen NAV en BVA stonden afgelopen week dan ook roodgloeiend. Ondertussen loopt er al een testfase waarin architecten via opleidingen punten kunnen verzamelen die ze bij de verplichting kunnen overdragen. Een dertiental organisatoren hebben hun opleidingen al officieel laten erkennen door de accreditatiecommissie, maar daar moeten er volgens de Orde nog een heleboel bijkomen.
Nood aan permanente vorming, maar niet zonder overleg
Het beroep van architect is de laatste decennia onderhevig geweest aan een snelle opvolging van veranderingen op het vlak van technische evoluties, wettelijke regelingen en innovatieve materialen. Het belang van een permanente vorming om deze evoluties bij te houden wordt dan ook niet onderschat door de beroepsorganisaties NAV en BVA. De orde stelt dat de beroepsverenigingen reeds hun duit in het zakje hebben gedaan op het vlak van navorming van hun leden, maar dat deze bijkomende scholingen officieel erkend dienen te worden. En daar wil de NAV liever nog even mee wachten, tenminste tot zolang de wettelijke bepalingen rond het verplichte karakter van de opleidingen uitgeklaard zijn.
Verplichting vergt duidelijk wettelijk kader
Het is namelijk zo dat vooraleer de Orde van Architecten de permanente vorming bij wet kan verplichten, er een volledig wetgevend parcours afgelegd moet worden. Het wetsvoorstel moet bovendien over voldoende draagvlak beschikken bij de verschillende beroepsverenigingen, dus overleg tussen de NAV en BVA enerzijds en de Orde anderzijds is onontbeerlijk. Een van de zorgen van de beroepsorganisaties zijn uniforme en transparante criteria voor het toekennen van opleidingspunten en het evalueren van opleidingen. Maar ook de twee verschillende taalvleugels zijn het onderling niet altijd eens, bijvoorbeeld over het aantal opleidingspunten dat een lid jaarlijks verplicht moet vergaren. Ten slotte zijn er nog geen aangepaste deontologische regels in verband met het volgen van een permanente vorming. De onduidelijkheid over bovenstaande punten is de reden waarom de NAV de boot voorlopig afhoudt om zich te registreren als opleidingsverstrekker.