Wat verwachten architecten uit de praktijk van een instituut als Vlaams Bouwmeester? Naar aanleiding van het bouwmeesterdebat aanstaande donderdag in deSingel bracht Architectura.be de opinies van de architecten uit de praktijk in kaart. We polsten bij architecten uit diverse geledingen welke taken en verantwoordelijkheden ze graag bij een Vlaams Bouwmeester hadden gezien, ongeacht de concrete invulling van de functie.
De Avond van de Architectuur van het VAi schenkt dit jaar bijzonder veel aandacht aan de Vlaams Bouwmeester. Maar wat pro forma een debat heet, lijkt in dezen een publiekspresentatie te worden. “We willen met dit bouwmeesterdebat interpreteren, niet polariseren”, meldt de website van het VAi. Ook Peter Swinnen zelf, nu hij het zwijgen heeft doorbroken, roept op tot eendracht. “Nu is het zaak dat we met één stem naar buiten komen”, sprak hij verzoenend in een telefoongesprek met Architectura.be.
Maar wat met de architecten uit de praktijk? Wat nauwelijks aan bod komt in de hele discussie, zijn de verwachtingen van de architecten uit de praktijk. Daarom liet Architectura.be grote en kleine bureaus aan het woord, architecten die in de Open Oproep aan bod kwamen zowel als zij die de publieke opdrachten opgegeven hadden. We hebben getracht de volledige diversiteit van het architectuurveld in beeld te brengen, om zo het debat op een opbouwende en toekomstgerichte manier op een hoger niveau te tillen. We geven de opinies letterlijk weer.
Patrick Lootens van Poponcini & Lootens
“Vooreerst, het instituut Vlaams Bouwmeester moet blijven bestaan. Ik heb me naar aanleiding van de recente polemiek afgevraagd welke rol de Vlaams Bouwmeester dient te spelen. Moet hij optreden als een curator, als iemand die het architectuurlandschap naar zijn eigen visie modelleert? Of dient hij, zoals het NAV voorstelt, een bruggenbouwer te zijn? Het eerste model heeft de kracht van duidelijkheid maar loopt het gevaar architectuur te vernauwen door het in een hokje te steken. Het tweede voorstel is dan weer pragmatischer maar werkt mogelijks nivellerend naar onder in het vormen van een maatschappelijk gedragen visie rond ruimtelijke kwaliteit. Het is een open debat, maar het lijkt me interessant om te onderzoeken hoe beide uitersten met elkaar kunnen worden verzoend. Precies dat maakt de taakomschrijving lastig en pleit voor een open debat (eerder dan een stellingenoorlog). Het antwoord op de gestelde vraag kan mogelijks de vorm waaronder het Vlaams Bouwmeesterschap opereert helpen bepalen.”
Eric Soors van META Architectenbureau
“Ik ben voorstander van het Bouwmeesterschap zoals het ooit gestart is. Een Bouwmeester maakt een preselectie, een soort longlist. Hij waakt over de kwaliteit door, vroeg in de procedure, overheden bij te staan met behulp van een voorselectie. Hij maakt een voorselectie, hij zorgt voor een eerste screening, begeleidt eventueel het proces, maar laat de beslissing over aan de opdrachtgever.”
Alfredo de Gregorio van de Gregorio & Partners
“Ik heb er al over geschreven in 2006, waar ik toen al voorspelde dat er in het Bouwmeesterschap een erg korte houdbaarheidsdatum was ingebouwd. In mijn tweede boek ‘Architettura povera’ heb ik toen ook al een alternatief meegegeven. Mijn stelling, toen en nu, is dat het Bouwmeesterschap moet omgevormd worden tot een studiecentrum. En dat doe je dan toch beter via een college van Bouwmeesters (niets nieuws trouwens: Jo Coenen heeft dat lang geleden al ingevoerd in Nederland tijdens zijn Bouwmeesterschap). Zich als Bouwmeester moeien met de toewijzingen van opdrachten is niet verstandig en ook onbegonnen werk. Architectuur gaat niet over design of verschijningsvormen, het gaat over het leven: samenhang, verbetering van de stad, tot zelfs zoeken van nieuwe financieringssystemen,… Bezig zijn met dingen waar de mensen mee gediend zijn. Allemaal veel essentiëler dan het toewijzen van de ‘juiste’ architect...”
Karel De Mulder van a2d Architects
“Een Bouwmeester is een noodzakelijke instantie om de kwaliteit van de openbare ruimte en de openbare architectuur in Vlaanderen te verbeteren. Een Bouwmeester moet er zijn om de overheid te faciliteren in het begeleiden van projecten, maar moet er niet noodzakelijk zelf altijd bij betrokken zijn. Iemand die de kwaliteit van architectuur in Vlaanderen wil controleren moet orde scheppen in de kandidaatstellingen die door de overheid worden opgesteld en de diverse selectiecriteria die worden gehanteerd. Een ideale Bouwmeester zou logische selectie- en gunningscriteria bepalen, en een context creëren waarin overheden die gunningscriteria op een professionele manier kunnen beoordelen. Hij biedt de faciliteiten aan en een zekere begeleiding. Maar ik bedoel daar niet mee dat hij per definitie zelf in de jury moet gaan zitten, maar wel dat hij zegt wat een professionele jury minimaal moet zijn.
Gert Cuypers van Cuypers & Q
“In de oorspronkelijke geest van het instituut, is er een collectieve verantwoordelijkheid voor wat er gebeurt op het vlak van ruimtelijke ordening en architectuur in de Vlaamse Ruit. De Bouwmeester heeft hierin vooral als taak om aan onafhankelijke kwaliteitsbewaking te doen, als professioneel adviseur van overheden, of breder: van publieke opdrachtgevers – alles wat gerealiseerd wordt met publieke fondsen. Procedures, wetgevingen, reglementeringen leggen al genoeg vast, maar doen per definitie geen uitspraken over ruimtelijk kwalitatieve aspecten, omdat dat dit subjectieve criteria zijn, omdat ze altijd breder moet gekaderd worden in een context. De Bouwmeester moet daarom autonoom en binnen een ruim kader kunnen werken met voldoende morele autoriteit om een gemotiveerd kwaliteitsoordeel te vellen en een coherent advies uit te brengen. Het is uitermate belangrijk in onze overgereguleerde wereld dat ook het subjectieve criterium een relevante stem heeft. Deze stem moet binnen het werkveld ook bij voorkeur een gezicht hebben. Het moet iemand zijn die wars van commerciële of politieke belangen, vooral vanuit zijn ontwerpervaring en persoonlijk curriculum een morele autoriteit uitoefent, soms als scheidsrechter, soms als adviseur, maar bij voorkeur met diplomatieke flair, zowel bij opdrachtgevers als ontwerpers. Dat kan enkel vanuit een zekere autonomie.”
Thomas Cols van Areal Architecten
“De Vlaams Bouwmeester moet er vooral voor zorgen dat er een architectuurdebat is, dat architectuur zichtbaar gemaakt wordt, in de zin dat architecturale kwaliteit benadrukt wordt. Het komt er uiteindelijk op aan dat de kwaliteit van de gemiddelde architectuur omhoog gaat, en dat is heel breed. De Bouwmeester heeft daarnaast ook een belangrijke rol te vervullen in het realiseren van goed opdrachtgeverschap door goede en ambitieuze projectdefinities mee te helpen uitschrijven. Dit is fundamenteel voor het bereiken van een hogere kwaliteit van projecten.”
David Driesen van dmvA
“Ik denk dat het vooral afhangt van de persoon die het ambt uitvoert. Ik denk dat dat een persoon moet zijn die zijn visie kan doordrukken op een beleid, en die tegelijk open kan communiceren met het architectuurveld. Hij moet wegen op een beleid, en een structuurvisie voor Vlaanderen naar voren kunnen schuiven. Vandaag de dag is iedere gemeente iets voor zich aan het doen. De Vlaamse Bouwmeester werd in het verleden enkel aangesproken voor gebouwen en zelden voor grotere plekken. Ik denk dat dat ook in een grotere visie gekaderd moet worden, zeker met de problematieken die nu op ons afkomen. Er dreigt een tekort aan woongelegenheid tegen 2030. In Antwerpen en Brussel komen er 400.000 mensen bij. Hoe doen we dat structureel? Als antwoord op dergelijke vraagstukken dient een duidelijke, structurele visie naar voren geschoven worden, in termen van kernverdichting, groenbeheer, hoogbouw enzovoort. Ik denk dat daar een heel belangrijke weg openligt voor een Bouwmeester, om dat allemaal mee te sturen, meer dan in het verleden gebeurd is.”
Gino Debruyne van Gino Debruyne & Architecten
“De Vlaamse Bouwmeester is tot op de dag van vandaag altijd een belangrijk aanspreekpunt geweest voor het publieke opdrachtgeverschap. Ik denk dat hij duidelijk heeft gemaakt dat kwaliteit moet stijgen. Vooral tegenover de architecten die via lobbywerk aan overheidsopdrachten geraakten, was de Vlaamse Bouwmeester een belangrijke bewaker van de kwaliteit. Hij deed dat door een duidelijke omschrijving van de opdracht. Kwaliteit betekent immers niet esthetiek, maar een duidelijke omschrijving van het programma, en het in vraag stellen van dat programma. En naar de toekomst toe verwacht ik vooral dat hij het architectuurveld en de kwaliteit blijft bewaken, dat hij mee impulsen geeft om ons ambitieniveau hoog te houden. En dat in dialoog. Het mag wat mij betreft elke zoveel maanden opengetrokken worden, waarbij hij eens uitlegt wat hij allemaal heeft gerealiseerd. Niet enkel wanneer de winnaars bekend gemaakt worden, maar ook wanneer opdrachten verkeerd lopen of een opdracht niet doorgaat: ik denk dat wij daar vanuit de praktijk echt nood aan hebben. We moeten meer voeling hebben met de kant van de Vlaamse Bouwmeester, met het begeleiden van opdrachten. Waar zitten bij hem de moeilijkheden? En waar zitten ze bij degenen die dag in dag uit in het veld staan? Die twee zaken naar elkaar toe dialogiseren, zou het theoretische iets meer met het praktische verbinden. Dat zou volgens mij welkom zijn. En ik denk dat er daar nu een hiaat bestaat.”
Jan Thys van De Gouden Liniaal Architecten
“Via de Open Oproepprocedure kregen wij als jong bureau de kans om een opdracht binnen te halen in een sector (in ons geval bv. de scholenbouw) waar we anders zonder de juiste referenties nooit een voet aan de grond zouden krijgen. Indien deze procedure opgeheven zou worden, en er enkel nog via de klassieke aanbestedingsprocedures opdrachten gegund zouden worden, zouden er heel wat minder kansen zijn voor jonge architecten. Een andere belangrijke - en dikwijls onderbelichte - realisatie van de Vlaams Bouwmeester is dat deze steeds tijd en middelen heeft vrijgemaakt om aan ontwerpend onderzoek te doen en daarmee kan anticiperen op ruimtelijke noden die maatschappelijke evoluties (nieuwe vormen van collectief wonen, de pilootprojecten zorg en dergelijke meer), nu of in de toekomst, met zich meebrengen. Wat ons betreft is het noodzakelijk dat er - buiten het architectuuronderwijs - dergelijk onderzoek wordt gedaan, zodat er vanuit het beleid een breder draagvlak kan ontstaan voor nieuwe ruimtelijke ideeën.”