Vraagsturing in tertiaire gebouwen: een goede investering?

Vraaggestuurde ventilatie is interessant voor gebouwen met een hoge en variërende bezetting, toch krijgt de technologie maar aarzelend voet aan de grond. Dat ligt voor een deel aan het gebrek aan concrete cijfers, iets waar onderzoekers van de KU Leuven aan werken in het onderzoek ‘VraagVent’.

Ventileren is noodzakelijk voor een gezond binnenklimaat en daardoor ook terecht verplicht in de energieprestatieregelgeving. Tegelijk verbruikt ventilatie energie voor het transport van de lucht, maar ook voor de conditionering van de verse lucht. Als een ventilatiesysteem voortdurend op maximaal debiet werkt, is er ruimte voor besparing door vraaggestuurde systemen die het luchtdebiet aanpassen aan de noodzaak aan verse lucht, bijvoorbeeld door het CO2-niveau in het oog te houden. Vraagsturing duikt nu al op, bijvoorbeeld in polyvalente ruimtes op scholen en vergaderzalen in kantoren, maar er blijven toch vragen over de effectiviteit. Wordt elk deel van de ruimte nog wel voldoende doorspoeld met verse lucht als het debiet verlaagt? Studiebureaus en fabrikanten zijn al overtuigd, maar missen duidelijke ontwerprichtlijnen. Bouwheren hebben nood aan concrete cijfers om over de brug te komen.

 

Wisselende bezettingen

Daarom startten KU Leuven-onderzoekers bijna twee jaar geleden het TETRA-project VraagVent op, waarin ze ventilatie met vraagsturing bestuderen. Ze namen onder andere een landschapskantoor van Boydens Engineering in Dilbeek en een klaslokaal van de Technologiecampus Gent onder de loep. “De resultaten van die cases zijn nadien op grote schaal toe te passen,” zegt Hilde Breesch, docent Bouwfysica en Installaties en projectleider van VraagVent. “Daarbij hebben die typologieën erg wisselende bezettingen, wat het potentieel voor vraagsturing er groot maakt.”

 

Landschapskantoor

In het landschapskantoor van Boydens Engineering, een ruimte van 200 m², plaatsten de onderzoekers CO₂-sensoren op verschillende bureaus. Het doel: meten of de vraagsturing goed werkt en of ook bij lage debieten de doorspoeling van de ruimte – de ventilatie-efficiëntie – gegarandeerd blijft. Breesch: “Klimt de CO₂-waarde boven 700 ppm, gaat het debiet dan werkelijk omhoog? En dat voor de hele ruimte? Ons onderzoek wijst uit van wel.”

“Het is wel zo dat het landschapskantoor ontworpen is voor een toekomstige uitbreiding,” voegt Bart Merema, projectmedewerker bouwfysische aspecten, toe. “Het minimaal ventilatiedebiet was er 550 kubieke meter per uur voor op dit moment maximaal tien medewerkers. Dat is vrij hoog. Bij een bezetting van twintig personen zal de ventilatie intensiever moeten werken. Nu merk je dat een minimaal debiet bijna altijd voldoende was voor een goede binnenluchtkwaliteit. Alleen in extreme gevallen was een hoger debiet nodig.”

 

Vraagsturing duikt nu al op, bijvoorbeeld in polyvalente ruimtes op scholen, maar er blijven vragen over de effectiviteit.

 

Besparing is reëel

De meetcampagne bewees dat de ventilatie-efficiëntie op peil blijft bij verlaagde debieten, maar door de lage bezettingsgraad was het moeilijk om te bevestigen of vraagsturing de ideale oplossing is. Ook de impact op het energieverbruik was niet duidelijk vast te stellen omdat de opgemeten ventilatiezone deel uitmaakte van het systeem voor het hele gebouw. Dat kon wel in de tweede case: een klaslokaal van de Technologiecampus van de KU Leuven in Gent. “Daar hadden we veel vrijheid,” zegt Merema. “We konden alles langdurig monitoren en hadden veel parameters om mee te spelen, zoals de luchtdebieten, de controle over de luchtgroepen en het aantal sensoren. Je zag ook meteen het effect van het debiet op je energieverbruik.”

De resultaten van deze tweede case waren bemoedigend. Bij overschrijding van het CO₂-setpoint steeg het debiet meteen. Er waren bij verlaagde debieten ook geen zones met een tekort aan verse lucht. De werking en ventilatie-efficiëntie waren dus op peil. Ook het energieverbruik daalde sterk. “Het toestel draaide 20 procent van de tijd op minimaal debiet – wat een besparing oplevert van 55% op de ventilatoren – en de rest van tijd bijna op een verhoogd debiet. De besparing is dus reëel, ook op vlak van verwarmingskosten,” zegt Merema.

“In ons klaslokaal is de bezettingsvariatie dan nog erg groot. Trek je dat door naar bijvoorbeeld een kleuterschool, waar de bezetting in het begin van het jaar onzeker, maar wel constant is, dan wordt vraagsturing nog interessanter,” vervolgt Breesch. “Op basis van CO₂-metingen zie we dat we daar de hele dag door op een veel lager debiet dan het vooraf ingestelde ontwerpdebiet kunnen ventileren.”

 

Minimumdebiet blijft moeilijk te bepalen

Merema moet nog een uitgewerkte kosten-batenanalyse maken, maar de bedrijven die VraagVent ondersteunen zijn alvast enthousiast. “De resultaten liggen in de lijn van de verwachtingen, en het is erg belangrijk voor die bedrijven om concrete data te krijgen die hun claim ondersteunen, zegt Merema. “Al blijft het minimumdebiet van een installatie op voorhand wel moeilijk te bepalen, omdat je nooit weet in welke mate een ruimte in de toekomst gebruikt gaat worden.”

 

Dit artikel verscheen eerder in het magazine Installatie&Bouw

Bron: Jeroen Schreurs - Installatie & Bouw
Deel dit artikel:
Onze partners