Tarotkaarten en beursprognoses maken vooral één ding heel duidelijk. De toekomst voorspellen is een verraderlijk werkje. Misschien is het daarom interessant om even twee tegenovergestelde redeneringen te bewandelen. Nassim Taleb leert ons in ‘anti-fragiel’ (en andere werk) dat het nogal zinloos is om huidige tendensen lineair trachten door te trekken (verderop in het artikel meer hierover). Tegelijk erkent hij dat mensen dit wel heel graag doen. Het geeft ons een idee van controle te hebben over waar de dingen naar toe gaan. Laten we dus even een dubbele oefening doen: enerzijds het doorzetten van een tendens, anderzijds het breken van een tendens. Onderwerp van de oefening: in een wereldwijde tendens van vergaande specialisatie; blijft de architect beter een generalist, of zou hij zich beter zo snel mogelijk transformeren tot een specialist?
Thomas Roelandts schreef deze analyse in de aanloop naar het NAV Architectencongres over de toekomst van de architect, op 8 juni in Mechelen. Schrijf je snel in en laat je volop inspireren.
Tendens houdt aan: we zouden ons beter specialiseren net als vele andere disciplines
Architecten zijn meer dan ooit regisseurs op de set van het bouwen. Sterker nog, het lijkt erop dat hoe meer nieuwe specialisten zich vervoegen in het bouwproces, hoe meer de architect (gedwongen of vrijwillig) in deze rol terecht komt. Je zou dus de stelling kunnen aannemen dat deze tendens zich doorzet en dat er alleen maar specialisten bijkomen: circulariteits-adviseur, biodiversiteits-deskundige, consulent betaalbaar bouwen…
Onze meerwaarde, naast het ontwerp (wat voor niet alle klanten even relevant is), lijkt dan vooral te schuilen in het enigmatische “die hebben nog het overzicht”. In een wereld van versnipperde disciplines weet de architect nog (net?) hoe het allemaal moet samen komen in een goed gebouw. Hierbij kan je je afvragen wat de rol is van bouwcoördinatoren die een deel van dit overzicht overnemen, of hoe het zit met de splitsing tussen ontwerparchitect en uitvoeringsarchitect. Bij deze laatste bewegingen lijken het nieuwe (vlucht)routes die de architecten doen ‘ontsnappen’ van de regisseur-rol (generalist) en focaliseert naar de schrijversrol (specialist). Stel dat deze these klopt, dan lijkt de architect zich eerder horizontaal te schranken tussen andere specialisten.
Dit vraagstuk is belangrijker dan je zou denken, want het ligt aan de basis van het alom bekende probleem van de vaak betwiste of betwijfelde meerwaarde van de architect. Vroeger behielpen architecten zich met het label ‘deskundige’, net als een dokter, notaris of advocaat. Ze bouwden dan niet per se zelf het gebouw, maar waren wel onbetwiste deskundigen over hoe het moest gebeuren. Hiermee was hun meerwaarde bewezen.
Nu zijn het echter tijden wanneer ogenschijnlijk iedereen creatief is en informatie voor een groot deel gratis en wijd beschikbaar is. Dit gegeven, verder versterkt door het effect dat vele ‘deskundigheden’ (vaak terecht) werden ontvreemd uit ons vak (verneveld in studieteams), kan je je afvragen of we ons nog deskundige mogen noemen, en zo ja, van wat dan? Want als ontwerpen je niet nauw aan het hart ligt, ben je dan eigenlijk nog meer dan een tekenaar van andermans input én een coördinator? Als ontwerpen wel een persoonlijk belang heeft bij de betreffende architect, scharen we ons in de toekomst tussen de andere specialisten, niet meer als een overkoepelde regisseur, maar als gelijke.
Je kan je inbeelden dat in een toekomstig scenario waarbij de architect zich specialiseert, het proces plots heel horizontaal wordt: de architect maakt samen met de andere specialisten een plan op. De architect is specialist vormgeving. Als hij er echt goed in is, mag je hem misschien ook visionair noemen. Zijn impact bevindt zich nog steeds op gebied van vormgeving en mens. Maar in dit toekomstig scenario zie ik enkel een architect die is losgekoppeld van de praktijk. Ik vermoed dat deze doorgedreven specialisatie zou betekenen dat een externe werf-controleur, die niet de architect is, de werf opvolgt. Een architect die enkel ontwerper wordt. Een coördinator die het overzicht bewaard van eerste schets tot oplevering (voor de eerste keer in onze geschiedenis?). Dit klinkt misschien zuur, maar ik presenteer het eerder als een objectieve piste. Misschien dienen we hier rouwig om te zijn, of misschien is het net het pad van herstel als statuut als deskundige.
Tendens breekt: specialisaties zijn fragiel en generalisten overleven de tijd
Nassim Taleb zegt dat het zinloos is lineaire tendensen door te trekken, gezien de geschiedenis zich net laat vormen door zwarte zwaan-evenementen: onverwachte, grootschalige gebeurtenissen die bijzonder disruptief zijn voor de ‘voorspelde’ lijn van tendensen. De kalkoen heeft het meest vertrouwen in zijn kweker seconden voor deze laatste de eerste slacht. Risicobeheersing gaat in dit geval niet over het proberen voorspellen van gebeurtenissen, maar eerder over robuust zijn tegen, of nog beter, sterker worden van het optreden van onvoorspelbare schade.
Wat zou dit ons kunnen leren? Het lijkt misschien niet zo, omdat heel de wereld aanstuurt op specialisatie, maar misschien zijn vooral specialisaties fragiel voor zwarte zwanen. En hoe meer gespecialiseerd, hoe fragieler de positie. Zo lang de specialisatie belang heeft, is deze bijzonder krachtig, zeker hoe zeldzamer het aantal personen in het werkveld van de specialisatie. Die personen bekleden een krachtige positie, simpelweg omdat ze iets kunnen dat de maatschappij nog niet (gemakkelijk) heeft weten te vermenigvuldigen.
Dit lijkt tegelijk steeds iets van (relatief) korte duur te zijn. Het aantal mensen gespecialiseerd in aderlatingen, liften manueel bedienen, gas-lantaarnpalen aansteken, herstel van VHS-videocassettes of het vervaardigen van perkament, als ze nog bestaan, hebben geen maatschappelijke relevatie meer, simpelweg omdat hun specialisatie niet langer relevant is. Toegeven, sommige van deze specialisaties hebben het veel langer dan een mensenleven uitgehouden, maar toch kwamen ze vroeg of laat aan het hun einde.
Dit terwijl de huisarts, de kunstenaar, de soldaat, een rechter en een boer al vele eeuwen meegaan. De architect ook. Je zou kunnen stellen dat dit komt omdat dit beroepen zijn ‘die altijd nodig waren en dat altijd zullen zijn’. Dit lijkt me maar een gedeeltelijke waarheid. Een ander deel van de waarheid lijkt me te liggen dat dit net ‘overkoepelde’ beroepen zijn. Het zijn generalisten die van veel domeinen kaas dienen te hebben gegeten voor de uitoefening van hun beroep. Net door hun generalisatie blijft hun beroep bestaan en relevant, ook al vinden er zwarte zwaan-evenementen plaats. De huisarts verdween niet na de wereldschokkende uitvinding van de röntgenfoto of DNA-analyse. Boeren in Nederland richten zich op verticale en gestapelde landbouw, om ondanks grondtekort, nog steeds gewoon boer te zijn. De kunstenaar is niet vervangen door de aangeboden ‘vrije’ creativiteit van de digitale internetmaatschappij. Zo ook zou je kunnen stellen dat specialisten in het bouwproces zeker op korte termijn een krachtige positie kunnen innemen, maar dat het eerder waarschijnlijk is dat het bouwproces evolueert en dat zij vervangen worden door nieuwe specialisten. Dit terwijl de architect, met zijn generalisatie, zijn overkoepeld zicht, zich als een flexibel en organisch wezen langsheen crisissen, evoluties en revoluties beweegt. Immer incasserend, maar nooit bezwijkend. In dat geval: lang leve de zwarte zwaan; onze generalisatie is geen vloek maar een zegen.
TALEB Nassim, ‘anti-fragiel – dingen die baat hebben bij wanorde’, Nieuwzijds, 2012