Willen we een eind maken aan de spiraal zoals in het fragment hierboven beschreven en het beroep van architect heruitvinden, minstens toekomstbestendig maken, loont het allicht de moeite om onze functie, taken en meerwaarde in huidig –en toekomstig- bouwproces te evalueren", aldus Vincent Van den Broecke van Blanco architecten in dit opiniestuk.
De architect zoals die in de Wet van 1939 werd vergrendeld is niet meer, laat ons met die open deur durven beginnen. De uomo universale die bij – die bewuste - wet als beschermer van de consument in de markt werd gezet, zag door de jaren heen zowel zijn/haar maatschappelijke rol als het takenpakket binnen de contouren van de architectuuropdracht drastisch evolueren.
Uiteraard, de ratio legis – stabiliteit, hygiëne, esthetiek... - blijft ook vandaag nog voor een groot deel relevant doch gaandeweg kwamen er toch kapers op de kust. Stabiliteit is – mijn inziens - niet (langer) het domein van de architect, hygiëne is een woord dat gaandeweg vervangen zou kunnen geweest zijn door wooncomfort, energie won – terecht - aan belang maar werd – even terecht - toebedeeld aan specialisten ter zake, idem voor stedenbouw, ruimtelijke ordening, veiligheidscoördinatie en interieur... de lijst is lang, de voorbeelden legio.
Volgt de voor de hand liggende vraag: wat rest er de architect dan nog van hetgeen hem/haar in 1939 toebedeeld werd? Het even voor de hand liggende antwoord is esthetiek. De architect onderscheidt zich in eerste instantie nog steeds als ontwerper. Als maker van architectuur.
En toch zal elke architect hierop zeggen dat het beroep veel meer is dan dat... maar steeds opnieuw toch tot de slotsom komen dat de architect naast het ontwerp vooral een coördinerende rol in het bouwproces gekregen heeft. De dirigent van het orkest... hij/zij die de maat aangeeft, de respectievelijke specialisten aanstuurt en zicht heeft op het hele proces... en bovenal – en dat maakt de positie van de architect uniek - op het gewenste resultaat. Niemand in de bouwsector bezit dat talent, die gave, immers meer dan de architect.
Waar de architect tot gisteren genoegzaam bekend stond als één van de hoeken van de klassieke driehoek “opdrachtgever-architect-aannemer”, staat diezelfde m/v vandaag in het centrum, in de doorsnede van een venndiagram gevormd door opdrachtgever, wetgever, adviseurs en uitvoerders. Een rol die de architect als een handschoen zou moeten passen... maar waarvoor hij/zij dan ook de handschoen moet opnemen. De architect van heden en toekomst is dan ook iemand met een creatief en synthetisch vermogen, iemand met een groot empathisch vermogen en het talent om een divers team van evenwaardige partners aan te sturen.
In een sector die danig snel evolueert (circulariteit, DBFM, 3D-printing, stijgend marktaandeel sleutel-op-de-deur...) is het dan ook ongehoord en onhoudbaar om de wettelijke rol van de architect tegen een begin 20steeeuws licht te blijven houden. De rol en taken van de architect horen deze evolutie immers te volgen, function follows context.
De architect moet van dat 20ste-eeuws juk bevrijd worden, dezelfde kansen krijgen als elke andere ondernemer en zich ten volle kunnen inzetten voor zowel financiële (bv. projectontwikkeling) als maatschappelijke (social entrepreneurship) opportuniteiten.
Die ommekeer zal op verschillende fronten moeten plaatsvinden, te beginnen met de keuzes van, in, door en voor het onderwijs. Welk profiel levert een universiteit precies af? En is dat profiel aangepast aan de vraag van de markt? Zo ja, waarom verklaren de meeste werkgevers dan dat er een enorme kloof tussen opleiding en praktijk bestaat? Zo neen, waarop wacht men dan?
Na(ast) de opleiding dienen we er ons terdege van bewust te zijn dat er geen plaats meer is voor een arbitraire stage zoals we die nu kennen en die elk (!) van onze starters verplicht om binnen een termijn van 24 maanden alle aspecten van ons beroep aan bod te laten komen. Tenzij die stage enkel en alleen op de individuele woningbouw gericht zou zijn… want daar kan het inderdaad nog nét wel. Het particulier opdrachtgeverschap neemt echter stelselmatig af, deze specifieke rol van en voor de architect dus ook.
We kunnen onszelf en onze starters dus maar beter voorbereiden op de nieuwe realiteit –die ons architecten inmiddels al voorbijgestoken is- en de stage zoals we die nu sinds 1963 (!) kennen eveneens grondig hervormen. Laat ons hiervoor eens naar het Nederlands model kijken waarin Masters de vrije keuze hebben om al dan niet aan een stage te beginnen. Een stage die uiteindelijk via een bekwaamheidsproef leidt naar het mogen dragen van de titel van architect. En dus de facto tot het zelf mogen aanvaarden en uitvoeren van architectuuropdrachten. Maar daarnaast heel wat Masters in de Architectuur die –althans aan het begin van hun carrière- deze specifieke ambitie niet koesteren en ‘gewoon’ aan de slag willen in een architectenbureau. Als essentieel radertje van het geheel. Als ontwerper, calculator, technieker en/of een andere specialiteit. Maar niet in eigen naam. En niet noodzakelijk met de titel van architect. Beide keuzes zijn evenwaardig en verdienen evenveel respect.
En last but not least, de rechten en plichten uit de Architectenwet van 1939.
Het monopolie lijkt mij in de feiten - en zeker wat de controle op de uitgevoerde werken betreft - voorbijgestreefd. Waar echter het monopolie van de controle wat mij betreft losgelaten mag worden, is er zeker iets te zeggen voor het behoud van de verplichting tot samenwerking met een architect wat het ontwerp betreft. De taak van controle zou dan sterk geadviseerd kunnen worden (de meerwaarde als dirigent cfr hierboven) doch niet meer verplicht. Evenwel... en laat dat duidelijk zijn, met aansprakelijkheden en verantwoordelijkheden wie ze toekomt. Een verwittigd m/v is er twee waard.
De onafhankelijkheid – an sich en mijn inziens een kwaliteitsgarantie - moet daardoor niet in het gedrang komen, de onverenigbaarheid met het beroep van aannemer niet noodzakelijk meer absoluut.
Het verleden heeft reeds uitgewezen dat het korps te versnipperd is om accuraat wijzigende beleidsbeslissingen te kunnen nemen... gaande van een alleen werkende architect(e) die om den brode en voor een aalmoes zijn/haar handtekening onder het plan van een sleutel-op-de-deurfirma moet zetten tot grote, internationaal actieve bedrijven met meer dan honderd werknemers. Een uniform handhavingsbeleid gebaseerd op een 80 jaar oude wet dan ook niet langer wenselijk.
Tot die broodnodige kentering daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, zal de overheid -opgejaagd door sectoren die hun lobbywerk wél doen- de architect echter steeds meer afzonderen. Tot spijt van wie het benijdt.
Persoonlijk heb ik echter de indruk dat een ruime meerderheid van het architectenkorps nog steeds in de ontkenningsfase vertoeft… aanvaarding zou dus al een mooie eerste en noodzakelijke stap zijn