Wanneer begint de tienjarige aansprakelijkheid

De beruchte tienjarige aansprakelijkheid voor structurele gebreken die de stabiliteit van het gebouw aantasten (beschreven in artikelen 1792 en 2270 BW), is bij de meeste bouwprofessionals voldoende gekend. Wanneer die tienjarige aansprakelijkheidstermijn precies aanvangt, is echter niet altijd even gekend. Protect geeft tekst en uitleg.

Hoewel enkel de aannemer en de architect hier worden vermeld, zijn deze bepalingen door de rechtspraak ook van toepassing verklaard op andere bouwpartners, zoals bijvoorbeeld ingenieurs en studiebureaus. De tienjarige aansprakelijkheid heeft betrekking op de stevigheid (van het geheel of een deel) van het gebouw. Zij is van openbare orde en kan dus niet beperkt, noch uitgesloten worden, zelfs niet bij onderling akkoord.

De vraag is of de tienjarige aansprakelijkheid begint te lopen bij de voorlopige of de definitieve oplevering. Hiervoor is onder meer van belang onder welk regime de opdracht valt.

 

Private opdracht

Als het om een private opdracht gaat, zijn de regels van het burgerlijk wetboek van toepassing. Het begrip ‘oplevering’ (voorlopig of definitief) wordt hier echter niet in vermeld. Bij private opdrachten die niet onder toepassing van de Wet Breyne vallen (die bepaalt dat een voorlopige en een definitieve oplevering dienen plaats te vinden, zie ook hieronder), kunnen we dan ook stellen dat er in beginsel geen voorlopige of definitieve oplevering plaatsvindt. Deze zullen slechts plaatsvinden als zij contractueel tussen partijen worden voorzien. Is er contractueel niets voorzien met betrekking tot één of meerdere opleveringen, dan zal er in principe geen dubbele oplevering plaatsvinden.

De tienjarige aansprakelijkheid vangt dan aan bij de aanvaarding van het werk. In regel is dit bij de rondgang die wordt gehouden na de beëindiging van de werken en geldt als ‘unieke’ oplevering of bij de voorbehoudsloze ingebruikname van het goed of de betaling van de laatste factuur, die dan als stilzwijgende aanvaarding beschouwd kan worden.

Indien er contractueel wel voorzien wordt in een dubbele oplevering – dus een voorlopige én een definitieve – maar er niets wordt overeengekomen m.b.t. het startpunt van de tienjarige aansprakelijkheid, dan geldt de definitieve oplevering als ‘aanvaarding’ van het werk en als startpunt van de tienjarige aansprakelijkheid. Het is echter mogelijk om contractueel overeen te komen dat de voorlopige oplevering geldt als aanvaarding van de werken enerzijds en als startpunt van de tienjarige aansprakelijkheid anderzijds. Dit moet wel uitdrukkelijk contractueel zo bepaald worden. In de meeste contracten is dit het geval.

Een speciaal geval binnen het private luik zijn de opdrachten die onder toepassing van de Wet Breyne vallen. Dit is de Woningbouwwet van 9 juli 1971 die van toepassing is op projecten waarbij de bouwheer een overeenkomst aangaat met een aannemer, projectontwikkelaar of verkoper die zich ertoe verbindt een gebouw te (laten) bouwen of te verschaffen dat zal dienstdoen als hoofdverblijfplaats, en waarbij de bouwheer één of meerdere stortingen doet voor de voltooiing van de werken. De Wet Breyne, die tot doel heeft de belangen van de consument te verdedigen bij een verkoop op plan, stipuleert wel uitdrukkelijk dat een voorlopige en een definitieve oplevering dienen plaats te vinden.

Bij toepassing van de Wet Breyne is er dus automatisch een dubbele oplevering. Ook in dit geval zal de tienjarige aansprakelijkheid aanvangen bij de definitieve oplevering, behoudens andersluidende bepaling. Het Hof van Cassatie heeft echter ook in het geval van de Wet Breyne geoordeeld dat het toegestaan is om het startpunt van de tienjarige aansprakelijkheid contractueel te vervroegen naar de voorlopige oplevering (Cass. 24 februari 1983). Het Hof wees erop dat artikel 9 van de Wet Breyne de tienjarige aansprakelijkheid en het startpunt ervan niet bepaalt en oordeelt dat, zelfs bij aannemingen die onder de Wet Breyne vallen, de partijen kunnen overeenkomen dat de voorlopige oplevering als aanvaarding geldt.

 

Overheidsopdracht

De overheidsopdrachtenregelgeving is, samen met de Wet Breyne, de enige reglementering die voorziet in een dubbele oplevering. In tegenstelling tot de regelgeving rond de private opdracht bepaalt de overheidsopdrachtenregelgeving wel dat de tienjarige aansprakelijkheid aanvangt bij de voorlopige oplevering.

De dienstenopdrachten worden behandeld in artikel 152 van het KB van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van overheidsopdrachten en concessies voor openbare werken (KB Uitvoering):

“De dienstverlener draagt de volle aansprakelijkheid voor de fouten en nalatigheden die in de verleende diensten voorkomen, inzonderheid in de studies, de berekeningen, de plannen of in alle andere ter uitvoering van de opdracht door hem voorgelegde stukken. In de architectuur- en ingenieursopdrachten loopt de aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek vanaf de voorlopige oplevering van het geheel van de werken waarop de studieopdracht van de dienstverlener slaat.”

 

Besluit

Er valt natuurlijk nog heel wat meer te zeggen over dit onderwerp. Zo hebben wij het niet gehad over de gemeenrechtelijke contractuele aansprakelijkheid (voor lichte verborgen gebreken), de eventuele mogelijkheid van een stilzwijgende oplevering, de voorwaarden die moeten vervuld worden opdat een oplevering kan toegekend of afgedwongen worden, ... Bovenstaande uiteenzetting geeft dan ook slechts enkele algemene principes weer.

Wij achten het vooral belangrijk te onthouden dat er bij een private opdracht niet noodzakelijk sprake is van een voorlopige en een definitieve oplevering en dat als dit toch het geval is, de tienjarige aansprakelijkheid pas aanvangt bij de definitieve oplevering, tenzij contractueel anders is overeengekomen.

Gaat het om een overheidsopdracht, dan is wettelijk wel bepaald dat de tienjarige aansprakelijkheid aanvangt vanaf de voorlopige oplevering van het geheel van de werken waarop de opdracht betrekking heeft.

Deel dit artikel:
Onze partners