Architecten maken zich zorgen over hun rol in het DBFM-project rond scholenbouw. Ze vragen zich af of er niet te veel zal overgelaten worden aan de aannemers en de financiële partners.
Onlangs vod in het kader van de beurs Building & Facility Management een geanimeerd debat plaats rond renovatie van schoolgebouwen. Jo Berben van a2o architecten, Patrick Lootens van Poponcini & Lootens, Herman Jult van BURO II en Joke Vermeulen van Compagnie O deden elk een case study van een schoolrenovatie uit de doeken. Nadien volgende een debat met onder meer Marc Dillen van de VCB , Frank Mellaerts van ingenieurbureau STABO. Tijdens dat debat kwam duidelijk tot uiting dat de architecten zich zorgen maken over hun rol in de DBFM-formule in het kader van de inhaaloperatie scholenbouw. Vlaamsearchitectuur.be haalde na het debat enkele architecten voor de camera om hun bezorgdheid te uiten.
Jo Berben (a2o Architecten)
Volgens Jo Berben van a2o Architecten is het een ongelooflijke uitdaging om meer dan 200 scholen binnen een strikte timing tot stand te brengen met deze DBFM-formule. Hij houdt wel zijn hart vast met betrekking tot de rol van de architect. “Het lijkt wel alsof men een architect zoekt om een plan te maken en een programma van eisen uit te schrijven om daarna alles over te hevelen naar de aannemers. Ik hoop dat we toch de kans krijgen om daarin een meerwaarde te betekenen. Wij staan als architect immers heel dicht bij de partners, bij de inrichtende machten, bij de gebruikers van de gebouwen, maar ook bij de aannemers.”
Een soortgelijke bezorgdheid hoorden we ook bij Patrick Lootens van Poponcini & Lootens. “Met een aantal PPS-ervaringen die we al achter de rug hebben, vrees ik ervoor dat we als architect in een zwakke positie komen te staan nadat het ontwerp is gemaakt. In een ideale situatie kan je bij dergelijke formules wel tot een goed resultaat komen als je partners hebt die elkaar vertrouwen en respecteren. Soms worden er echter – meestal omwille van financiële redenen – happen gehaald uit hetgeen je ontworpen hebt en dan hebben wij als architect weinig macht om daar tegen in te gaan en dat kan dan nefast zijn voor de kwaliteit van het project.”
Patrick Lootens heeft ook zijn bedenkingen bij het principe van de wedstrijden die daar meestal aan gekoppeld wordt. “Een architectuurwedstrijd verliezen tegen een architect die een beter ontwerp heeft gemaakt, vind ik op zich niet zo’n probleem. Maar een wedstrijd verliezen als je het beste ontwerp gemaakt hebt maar waarbij de financiële partner een te laag bod heeft gedaan, dat vind ik wel erg. Te meer omdat de inspanningen die we daarvoor moeten doen, heel erg hoog zijn. Daar zouden wij financieel in gesteund moeten worden want die investering kunnen we niet meer blijven dragen. “
Ten slotte hadden we ook een gesprek met Geert Leemans van Agion, de organisatie die de schoolgebouwen subsidieert in Vlaanderen. Volgens hem blijft Agion heel veel belang hechten aan de kwaliteit van de architectuur. “Het is belangrijk dat we goede scholen realiseren voor onze leerlingen en leerkrachten waar ze zich goed kunnen voelen en die het onderwijsproces ondersteunen. Het is te hopen dat we voldoende creativiteit blijven vinden bij de Vlaamse architecten om zo te blijven werken ondanks de geringe budgetten die hier soms tegenover staan. Het is immers een feit dat er voor scholenbouw te weinig budgetten worden vrijgemaakt voor dit ambitieuze programma.”