Wedstrijd + recensie (Filip Canfyn): Leuven Vice Versa

Een boek, dat leest als een ontdekkingsreis, goed vertelt, relevant illustreert en bovenal een boeiend verhaal over stedenbouw en architectuur brengt? ‘Leuven Vice Versa’. Zonder twijfel.

Vijfentwintig jaar geleden vinden denker Marcel Smets en doener Louis Tobback elkaar, wordt de stationsomgeving aangepakt en start de totale metamorfose van een provinciestad. Een kwarteeuw later maakt Public Space de balans op, in opdracht van de Stad Leuven voor alle duidelijkheid. Vier thema’s of ‘routes’ worden uitgewerkt: de ring, de binnenstad, de universiteit en de abdijen.

En er is veel gebeurd in Leuven dankzij een pleiade aan projecten met een bovenlokale weerklank: van de Philipssite en Imec over Gasthuisberg en Museum M tot het open maken van de Dijle en het verkeersvrij maken van het centrum. De zogenaamde grote namen hielpen meer dan een handje: Manuel de Solà-Morales, Stéphane Beel, Neutelings Riedijks, Poponcini Lootens, Crépain Binst, Robbrecht Daem, Gonçalo Sousa Byrne, Laurent Ney, Xavier de Geyter, José Rafael Moneo, … en andere goden, waar heel wat steden met ambitie jaloers van worden. Met zo’n aanbod kan een goed boek gemaakt worden, zeker wanneer de imponerende transformatie van Leuven attractief uit de doeken wordt gedaan in vlot lezende teksten, hallucinante zwart-witfoto’s van vroeger en haarscherpe kleurfoto’s van nu.

Zeer markant aan het begin van het boek zijn de luchtfotoreeksen van de Centrale Werkplaatsen en de Vaartkom, die bijna jaar per jaar de situatie tussen 2007 en 2018 tonen. Je ziet die projecten letterlijk groeien maar je merkt ook de twee gezichten van de Leuvense metamorfose. Wat gebeurt aan de Vaartkom is projectontwikkeling, de brutale som van tekentafelstedenbouw en vastgoedrekenen. De Centrale Werkplaatsen gaan meer voor stadsontwikkeling (en zoals bOb Van Reeth altijd zegt “stadsontwikkeling is geen projectontwikkeling, en omgekeerd”) en dus meer voor een laagdrempelige, mensvriendelijke, ademgevende woonwijk, met als exponent dé uitzondering op de Leuvense regel: veel stadswoningen van Bogdan & Van Broeck, betaalbare eengezinswoningen, familie van het Brugse Pandreitje van Haverhals-Heylen uit dezelfde periode.

Het lijkt er op dat in Leuven de projectontwikkeling gewonnen heeft van de stadsontwikkeling, al is het maar op punten. In het ‘gesprek’ op het einde van het boek, met Smets, Tobback en twee andere loyale hoofdrolspelers (Johan Van Reeth en Véronique Charlier), wordt niet onverwacht gealludeerd op ‘clean’, ‘oversized’, ‘pretstad’, ‘onbetaalbaarheid’, ‘het Versailles van Brussel’, ‘vergeten deelgemeenten’, … Succes heeft blijkbaar altijd een prijs.

Het boek zelf wordt in elk geval een uiterst boeiende ontdekkingsreis, ook voor wie Leuven die kwarteeuw gevolgd heeft, en zou eigenlijk verplichte lectuur moeten worden voor Leuvenaars, vastgoedspelers, architecten, studenten, …, die willen bewezen zien dat stadsontwikkeling én veel én planmatig én goed of slecht kan zijn.

Ik heb in het verleden bij twee uitgaven van Public Space, over Genk (2015) en Leuven (2016), telkens vragen gesteld bij de zinvolheid van boeken in opdracht van en over een stad. Voor wie is zo’n investering bedoeld? City marketing, OK, maar voor welke doelgroep? En wie gaat dit werk kopen in een boekhandel, die niét in die stad ligt? Bij ‘Leuven vice versa’ kan ik alleen maar de auteurs en de stad feliciteren: dit is wél een relevant boek, dat verdient om door veel mensen gelezen te worden.


Leuven Vice Versa - 25 jaar stadsvernieuwing
Joeri De Bruyn, Karlien Stroeykens, Geert Antonissen
Public Space, 2018



WIN WIN WIN

architectura.be mag vier exemplaren wegschenken van 'Leuven vice versa'. Wil je kans maken op een exemplaar? Stuur dan als de bliksem het antwoord op de volgende wedstrijdvraag én uw adresgegevens naar info@architectura.be: welke fotograaf maakte de foto's voor dit boek? 

Deel dit artikel:
Onze partners