Bij het kiezen van een dakvenster moeten er tal van criteria in aanmerking genomen worden: licht, energie, comfort, akoestiek, eigengewicht, wind- en sneeuwbelastingen, veiligheid ... Wat is de beste keuze op het gebied van energie en comfort? Dubbele of drievoudige beglazing? Met of zonder zonnewering? Met buiten- of binnenzonnewering? Met automatische of manuele bediening? Het WTCB overloopt.
Energiebesparingen in de winter?
In tegenstelling tot een ondoorschijnende wand ligt een beglazing niet louter en alleen aan de grondslag van warmteverliezen, maar zorgt zij er tevens voor dat er licht - en dus ook zonnewarmte - binnenkomt.
De warmteverliezen doorheen de beglazing zijn evenredig met haar warmtedoorgangscoëfficiënt Ug, uitgedrukt in W/(m².K), en de zonnewinsten met haar zonnefactor g, dat wil zeggen haar vermogen om zonne-energie door te laten (zonder eenheid of in %). Vanuit een louter energetisch oogpunt moet de keuze van een beglazing op deze twee waarden steunen. Dit volstaat echter niet, aangezien de zonnewinsten eveneens afhankelijk zijn van de hoeveelheid zonlicht die op de beglazing invalt. Deze wordt op haar beurt bepaald door de oriëntatie, de helling en de beschaduwing van het venster.
Afbeelding 1 geeft een balans weer van de warmteverliezen en de zonnewinsten in de winter voor een niet-beschaduwde beglazing met een helling van 45° en dit, voor verschillende oriëntaties (*). Hierbij worden vier soorten beglazing in aanmerking genomen: de eerste drie zijn standaard beglazingen voor dakvensters, de vierde is dit niet.
Eerste vaststelling: behalve voor de dubbele selectieve beglazing, is de balans altijd positief (dat wil zeggen dat de zonnewinsten steeds groter zijn dan de warmteverliezen). We willen erop wijzen dat zonnewinsten in de winter heel wenselijk zijn, aangezien zij voor een vermindering van de verwarmingsbehoeften zorgen.
Tweede vaststelling: voor een zuidelijke oriëntatie is de balans van de standaard dubbele beglazing gunstiger dan die van de standaard drievoudige beglazing; voor het oosten en het westen zijn deze twee beglazingen evenwaardig en in het noorden vertoont de drievoudige beglazing een betere balans dan de dubbele. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat de warmtewinsten beperkt zijn en slechts 10 % van de in het zuiden behaalde winsten vertegenwoordigen. De balans van de dubbele selectieve beglazing is steeds ongunstiger, terwijl die van de niet-standaard drievoudige beglazing altijd gunstiger is.
Teneinde het verbruik voor de verwarming te verminderen, zou de voorkeur dus moeten uitgaan naar de beglazing die het best isoleert (de laagst mogelijke Ug-waarde) en het meeste zonlicht doorlaat (de hoogst mogelijke g-waarde), wat overeenkomt met de vierde bestudeerde beglazing (zie onderstaande tabel). Jammer genoeg maakt deze beglazing geen deel uit van het gebruikelijke gamma van de dakvensterfabrikanten. Wanneer men enkel de klassieke beglazingen beschouwt, vormen de in de winter haalbare energiebesparingen een ontoereikende beweegreden om de installatie van een drievoudige of dubbele selectieve beglazing in een dak met een helling van 45° (of 30°, zie de lange versie van dit artikel) in overweging te nemen.