Er zijn grote verschillen in milieu-impact tussen verschillende isolatiematerialen. Toch is het niet mogelijk om een rangschikking op te stellen, omdat de resultaten sterk verschillen van producent tot producent, zelfs voor eenzelfde type materiaal in functie van het productieproces en omdat ze afhankelijk zijn van de volledige wandopbouw. Dat blijkt uit een studie in opdracht van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu naar de milieu-impact van verschillende isolatieproducten op de Belgische markt.
In de uitgebreide LCA (Life Cycle Assessment)-studie vergeleken de onderzoekers (VITO, VIBE, KU Leuven, CERAA en twee buitenlandse studiebureaus) de milieu-impact van tien isolatiematerialen (glaswol, steenwol, EPS, XPS, PUR, papiervlokken, hennepwol, vlaswol, houtvezel en schapenwol) in verschillende types buitenwand: een klassieke spouwmuur, een houtskeletbouwwand en een bepleisterde buitengevel.
De onderzoekers bekeken verschillende milieu-impactcategoriën (CO2-uitstoot, impact op waterkwaliteit, toxiciteit,…) voor de volledige levenscyclus. Dat wil zeggen: van bij de winning van de grondstoffen, over de productieprocessen, het transport, de gebruiksfase tot de afvalfase. De berekeningen gebeurden aan de hand van gegevens van specifieke producten en met specifieke fabrieksbezoeken en hielden rekening met een theoretisch levensduur van 60 jaar.
Er zijn enkele duidelijke conclusies:
-Er zijn grote verschillen in milieu-impact tussen verschillende isolatiematerialen en tussen verschillende types van muuropbouw. De onderzoeksgroep kon de milieu-impact echter niet veralgemenen per type isolatiemateriaal omdat er zelfs voor eenzelfde materiaal grote verschillen zijn tussen fabrikanten. Het rangschikken van types isolatiematerialen zou moeten gebeuren op basis van individuele milieuprofielen en niet op basis van een gemiddeld milieuprofiel voor alle materialen van eenzelfde type.
- Elk type isolatiemateriaal moet gebruikt worden in de daarvoor geschikte wandopbouw. Zo zijn bio-ecologische isolatiematerialen (hennep, schapenwol) omwille van hun vochtgevoeligheid meestal niet geschikt voor gebruik in een normale spouwmuur. Ze kunnen wel gebruikt worden in onder meer houtskeletbouw met waterdichte buitenlaag. Vandaar dat de studie rekening hield met vier verschillende types van wandopbouw, zodat alle materialen op een juiste manier doorgerekend konden worden. De wandstructuur zelf (hout, bakstenen, mortel, …) heeft ook een impact op het milieu.
- Beter isoleren zorgt natuurlijk voor een duidelijke vermindering van de milieu-impact van een gebouw. Maar ook de milieu-impact van het gekozen isolatiemateriaal (ten gevolge van productie, transport en verwerking) is relevant. De bijdrage van het isolatiemateriaal kan oplopen tot 80% van de totale milieu-impact van de wand. Voor een goed geïsoleerde wand is de milieu-impact van het gekozen materiaal vaak zelfs belangrijker dan de impact te wijten aan het energieverbruik om het gebouw te verwarmen of te koelen gedurende 60 jaar.
-Ten slotte was er niet één materiaal dat op alle vlakken goed of slecht scoorde. Elk materiaal scoorde voor een bepaalde milieu-impact wel beter of slechter dan een ander.
- De oorzaken van de milieubelasting blijken verscheiden: de basisgrondstoffen en additieven (zoals brandvertragers), de productieprocessen, het gebruik van wegwerppaletten, etc.
Wat is de meest milieuvriendelijke wandisolatie? Daarvoor moeten we ten minste de specifieke milieu-impact kennen van het specifieke isolatieproduct en rekening houden met de muur waarin het gebruikt wordt. Bovendien hangt het antwoord op die vraag af van welke milieueffecten het belangrijkste zijn (broeikaseffect, fijnstofvorming, uitputting grondstoffen…).
Deze elementen moeten nu in het wetenschappelijk en politiek debat over dit onderwerp geïntegreerd worden.
De studie en een begeleidende nota zijn beschikbaar op www.milieu.belgie.be.