Rondetafelgesprek zorgbouw (1): "Beleving is vandaag het nieuwe sleutelwoord"
In maart 2020 stopte de wereld even met draaien. De coronapandemie wierp zijn schaduw over onze moderne samenleving en bracht alle heilige huisjes aan het wankelen. Vijf jaar later is COVID-19 een virus zoals een ander, maar zijn de gevolgen van deze ongeziene crisis nog steeds voelbaar, ook in het Vlaamse zorgbouwlandschap. Is onze zorginfrastructuur nog steeds zwaar ziek of stilaan aan de beterhand? Het is een pertinente vraag die de rechtstreekse aanleiding vormde voor een leerrijk rondetafelgesprek met vier gerenommeerde experts uit verschillende vakgebieden: Stéphane Vermeulen (VK architects+engineers, part of Sweco), Tom Mertens (BOTEC), Koen Lismont (VDL De Meeuw) en Frank Desmet (Delabie Benelux).
Heren, laten we maar meteen met de deur in huis vallen. Hoe zouden jullie het huidige Vlaamse zorgbouwlandschap omschrijven? In welke opzichten doen we het goed of hinken we net achterop?
Stéphane Vermeulen: “Er zijn positieve en negatieve punten. Laten we met deze laatste beginnen. Als er iets kenmerkend is voor de zorgbouw in ons land is het traagheid. Een grootschalig project realiseren duurt járen. Als ervaren rot kan je dat plaatsen, maar sommige jonge medewerkers bijten hun tanden stuk op het feit dat het op bepaalde momenten maar niet vooruit lijkt te gaan. De zorg is een erg conservatieve sector met weinig langetermijnvisie. Een multidisciplinair ontwerpbureau als Sweco doet bijgevolg echt aan pionierswerk. Als ontwerper moet je zelf het voortouw nemen om de lat hoger te krijgen, want anders dreig je gewoon bestaande concepten te repliceren en in een hedendaags jasje te stoppen.”
Frank Desmet: “Macht der gewoonte is inderdaad een populaire kwaal in de zorg. Sommige bestekteksten zijn simpelweg een copy-paste uit het verleden. Daarnaast zien we dat er nog geregeld naar standaardoplossingen wordt gegrepen die niet noodzakelijk ontwikkeld zijn voor de specifieke doelgroep van zorginstellingen. Bewustwording – of in bepaalde gevallen zelfs heropvoeding – is in dat opzicht een grote uitdaging voor gespecialiseerde fabrikanten als Delabie. Onze toegevoegde waarde op het vlak van functionaliteit, hygiëne, duurzaamheid enzovoort wordt nog niet altijd gevalideerd.”
Koen Lismont: “Voor zorginstellingen zelf zijn die lange doorlooptijden ook niet evident, want zij hebben uiteraard geen glazen bol. In afwachting van de uitvoering van grote masterplannen, die soms tien tot twintig jaar in beslag nemen, worstelen ze met de vraag: wat in de tussentijd? En dus is het ook voor fabrikanten en gespecialiseerde aannemers zoals VDL De Meeuw moeilijk in te schatten waar we ons precies op moeten richten. Met ons modulaire bouwconcept schakelen we sneller dan traditionele bouw. Zo helpen we zorginstellingen om tijdelijke én structurele noden op een slimme manier te overbruggen, zonder in te boeten aan kwaliteit of comfort.”
Tom Mertens: “Bij BOTEC realiseren we de helft van onze omzet in de zorg. Wat mij nog steeds frappeert, is de complexiteit die gepaard gaat met zorgbouwprojecten: administratie, wetgeving, verstrengde normen, de strikte omgang met keuringen ... Dat schept een erg strak kader, wat het niet evident maakt om andere paden te bewandelen en vernieuwend uit de hoek te komen. Soms bots je als studiebureau simpelweg tegen een muur als je wat verder wil denken dan de voorschriften stipuleren. En om toch maar alle hokjes te kunnen aanvinken, moeten we weleens inspanningen leveren die wel geld kosten, maar niet altijd een meerwaarde bieden. De logica is soms ver te zoeken, vind ik.”
Stéphane Vermeulen: “Het huidige financieringsmodel maakt het moeilijk om onze ziekenhuisinfrastructuur up-to-date te houden. Zorgbouw is een voortdurende evenwichtsoefening, waarbij het prijscriterium nog steeds erg zwaar doorweegt. Terwijl noordelijke landen zoals Denemarken volop inzetten op duurzame, futureproof gebouwen die ook architecturaal iets betekenen en zo als het ware tempels van wellbeing vormen, moeten wij volgens de VIPA-normen bouwen aan 2500 euro per vierkante meter. Bovendien zijn er nu andere politieke prioriteiten voor investeringen met overheidsgeld. Schrijnend, want we zouden al die miljarden heel goed kunnen gebruiken om onze zorginfrastructuur te upgraden. Zeker in de wetenschap dat je minstens tien jaar nodig hebt om eender welk ziekenhuis te muteren. Toch staat zorgvastgoedstrategie niet bovenaan het prioriteitenlijstje, noch in de ziekenhuisnetwerken, noch bij de overheid.”
Zijn er ook zaken die het Vlaamse zorgbouwlandschap in positieve zin typeren?
Stéphane Vermeulen: “Zeker wel. Het kan op het eerste gezicht misschien raar klinken, maar het is een erg goede zaak dat we hier in Vlaanderen noodgedwongen met weinig middelen moeten werken. Daardoor zijn we er erg goed in om budgetten maximaal te benutten en innovatief uit de hoek te komen. Ten opzichte van heel wat andere Europese landen onderscheiden we ons met onze knowhow en conceptuele manier van denken. Sinds VK architects+engineers deel uitmaakt van de Sweco-groep en onze samenwerkingsverbanden nog veel internationaler zijn geworden, valt dat eens zo sterk op. We zijn het gewend om over grenzen heen te denken, samenwerking te bevorderen, compromissen te sluiten ... In de ons omringende landen hebben ze het daar duidelijk een stuk moeilijker mee. Wat wij met onze budgetten gerealiseerd krijgen, daar kijken zij nog steeds met grote ogen naar.”
Frank Desmet: “Ik heb een dochter die in Duitsland woont en zij is altijd verwonderd over de fraaie uitstraling van onze nieuwe zorginstellingen: ruime kamers, een warme inrichting met kleur- en houtaccenten, hier en daar een streepje groen … Huiselijkheid is de norm geworden. Dat merken wij ook wanneer er sanitaire accessoires besteld worden. Zelfs toiletbeugels mogen op esthetisch vlak een tikkeltje extra bieden.”
Tom Mertens: “Dat valt inderdaad op. Een ziekenhuis bestond vroeger uit witte gangen met kille lampen, terwijl er nu toch veel meer wordt ingezet op een stijlvolle interieurinrichting. Ook de focus op comfort is enorm toegenomen. Al leidt dat op zijn beurt natuurlijk tot complexere installaties en hogere onderhouds- en energiekosten, waardoor het voor zorginstellingen een uitdaging is om alles beheers- en betaalbaar te houden.”
Stéphane Vermeulen: “Aansluitend op die huiselijkheid is ‘beleving’ het nieuwe sleutelwoord in de zorg. Niet enkel met betrekking tot patiënten, maar ook voor het zorgpersoneel, dat meer dan ooit gekoesterd moet worden. Vandaar dat er nu bijvoorbeeld veel meer aandacht is voor omgevingsaanleg, waarbij ontharding, vergroening en doorwaadbaarheid belangrijke speerpunten vormen. Zorginstellingen worden steeds vaker ingebed in een park of gegroepeerd rond binnentuinen.”
Welke andere hedendaagse trends zullen volgens jullie structureel het verschil maken de komende tien jaar?
Koen Lismont: “We merken dat er meer aandacht komt voor hergebruik en circulaire bouwprincipes. Kijk bijvoorbeeld naar het tijdelijke inkompaviljoen dat we optrokken voor UZ Gent, in afwachting van de verdere realisatie van hun ambitieuze masterplan. Dat is qua functionaliteit en esthetiek niet te onderscheiden van een permanent gebouw, terwijl we het snel kunnen demonteren en weghalen zodra het niet meer nodig is. De shift van bezit naar gebruik is een sleutelmoment in de zorgbouw. Ons modulaire systeem is van bij het ontwerp circulair: gebouwen kunnen verplaatst, aangepast of hergebruikt worden volgens veranderende noden. Zo vermijden we verspilling én anticipeer je altijd op toekomstige zorgmodellen.”
Stéphane Vermeulen: “Flexibiliteit en aanpasbaarheid zijn een must voor alle zorggebouwen die voortaan gerealiseerd worden. Alles begint bij een goed structureel grid dat veel verschillende invullingen toelaat en uitbreidbaar is, zowel in de breedte als de hoogte. Vandaar dat wij de laatste jaren steevast opteren voor een open end-kolomstructuur. In een ziekenhuis is dat geen overbodige luxe, want beleids- en capaciteitswijzigingen zijn er schering en inslag. In een pas opgeleverd ziekenhuis is men bij wijze van spreken het jaar nadien al aan het verbouwen. Door de nodige flexibiliteit te voorzien, vermijden we dat zorginstellingen op infrastructureel vlak een hele erfenis met zich meeslepen, gebouwen structureel verouderen, de wayfinding in de knoop raakt enzovoort. Een bijkomend voordeel is dat je de gevelafwerking eenvoudig kan aanpassen aan nieuwe klimatologische noden.”
Tom Mertens: “Vermits architectuur en technieken zo verweven zijn, hameren ook wij vaak op de logica van de ruwbouw, die in principe makkelijk honderd jaar zou moeten kunnen meegaan. Helaas moeten we vaststellen dat er vandaag nog steeds gebouwen gerealiseerd worden die bij de eerste de beste verbouwing gigantische problemen dreigen te veroorzaken, vermits er in de ontwerpfase niet voldoende toekomstgericht gedacht is. Daarnaast is het ook aan een bouwheer om verder te kijken dan de korte termijn en te pleiten voor gebouwen en ruimtes die later zonder al te grote structurele, technische of architecturale aanpassingen een andere functie kunnen krijgen.”
Frank Desmet: “Op het gebied van sanitair zijn contactloze kranen, antibacteriële materialen en circulaire economie geen hypes, maar essentiële evoluties. Wij spelen hierop in door te investeren in innovatieve producten zoals contactloze mengkranen, antibacteriële materialen, afvoeren en duurzame, onderhoudsvriendelijke sanitaire oplossingen. De focus ligt meer op welzijn, beleving en destigmatisering.”
We zijn nu vijf jaar na het uitbreken van de coronacrisis. In welke zin zijn de gevolgen hiervan nog voelbaar?
Frank Desmet: “Specialisten als wij zijn er al langer mee bezig, maar sinds de coronacrisis is de algemene bewustwording rond infectiepreventie wel wat aangewakkerd. Het belang van handhygiëne is intussen bekend, maar er zijn andere risico’s die nog onder de radar blijven. Verontreinigde lucht of opspattende vuildeeltjes kunnen evengoed nefaste gevolgen hebben. In veel zorginstellingen zijn vraagtekens te plaatsen bij de staat van de toiletten, wastafels, kranen en afvoeren, zeker qua preventie van bacterie- en biofilmontwikkeling, waterstagnatie enzovoort. Een van de oplossingen is om toiletten uit te rusten met een direct flush-systeem. Maar dan moeten de diameters van de leidingen daar natuurlijk wel op voorzien worden.”
Tom Mertens: “In het kader van infectiepreventie is er nu nog veel meer aandacht voor binnenluchtkwaliteit. Deze wil men – net als de temperatuur – kunnen monitoren via displays. Keerzijde van de medaille is dat meer ventileren een gigantische investering vergt en dat de benodigde ruimte voor luchtgroepen en leidingen vaak niet voorhanden is.”
Stéphane Vermeulen: “Vandaar dat er in nieuwbouwsettings opnieuw meer voor opengaande gevelelementen geopteerd wordt. Door een raam open te zetten, wat overigens ook een psychologisch gevoel van vrijheid creëert, kan je snel bepaalde ruimtes verluchten, terwijl dat met mechanische ventilatiesystemen veel meer tijd en energie kost. Een andere evolutie is dat er nu meer verschillende toegangsdeuren voorzien worden in functie van een betere patiëntentriage, zodat potentieel besmette personen een ander traject kunnen volgen. Dat zou vervelende situaties zoals tijdens de coronacrisis, waarbij mensen maandenlang moesten wachten op geplande operaties, kunnen vermijden. Helaas zijn bestaande zorggebouwen hier nog niet op voorzien, dus voor een volgende pandemie zijn we absoluut niet klaar.”
Tom Mertens: “Vijf jaar is kort, maar tegelijk ook al behoorlijk lang geleden. Je merkt dat het effect aan het afnemen is. Zaken die in 2021 brandend actueel waren, zoals mobiele sluizen ter hoogte van een kamer, lijken vier jaar later alweer veel minder urgent. Stel dat er morgen opnieuw een wereldwijde gezondheidscrisis uitbreekt, dan vrees ik dat we weer op snelheid gepakt zullen worden.”
Koen Lismont: “Ergens is dat begrijpelijk. Het gaat vaak over enorme investeringen, en dat voor zaken die je misschien niet eens nodig zal hebben. Gezien de krappe budgetten is het dan ook niet onlogisch dat bepaalde initiatieven om zorginstellingen ‘pandemieproof’ te maken sneuvelen op het veld van eer. Zeker omdat de bouwkost sinds de coronacrisis enorm gestegen is. Dat maakt ambitieuze zorgbouwprojecten nog een stuk minder evident dan ze al waren. In deze context van stijgende bouwkosten en onzekere langetermijnplanning is een modulaire benadering extra interessant: we bouwen alleen wat vandaag nodig is en kunnen later uitbreiden of hergebruiken. Zo behouden zorginstellingen maximale wendbaarheid en vermijden ze overinvestering.”