I.M. Adriaan Linters, strijder voor industrieel erfgoed
Adriaan Linters (1951–2025), medeoprichter en jarenlang de drijvende kracht achter de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA), is op 31 mei overleden. Als historicus en onverzettelijk pleitbezorger voor het industrieel verleden heeft hij in Vlaanderen én daarbuiten een onuitwisbare stempel gedrukt. Zijn werk als onderzoeker, activist en consulent leidde onder meer tot het behoud van de Limburgse mijngebouwen, de jeneverstokerij in Hasselt en – tot zijn laatste snik – een verbeten strijd voor het Kortrijkse station. In 2019 werd de VVIA bekroond met een European Heritage Award / Europa Nostra Award; vijf jaar later verliest de organisatie haar bezieler.
Adriaan Linters richtte de VVIA op in 1978, zonder subsidies, maar met een heldere missie: industriële gebouwen, machines en sites redden van de vergetelheid. Dat deed hij met kennis van zaken en een compromisloze ingesteldheid. “We hebben gevochten voor een hele reeks sites, nu eens met en dan weer zonder succes”, zei hij ooit. Onder zijn impuls groeide industrieel erfgoed van randfenomeen uit tot volwaardig onderdeel van het erfgoeddiscours. “Hij was de stem die industriële archeologie op de kaart zette, lang voordat het thema enige maatschappelijke erkenning kende,” schrijft de VVIA nu in een eerbetoon. “Zijn nalatenschap is monumentaal.”
Kolenmijnen, catalogi en koppige kennis
Adriaan Linters bracht niet alleen gebouwen, maar ook vergeten verhalen en technieken onder de aandacht. Al in de jaren 1980 streed hij mee voor het behoud van de Limburgse kolenwasserijen en fungeerde hij als inhoudelijk curator van het mijnbelevingscentrum Mineset op be-MINE. Zijn aanpak was grondig en geëngageerd, zijn actieterrein grensoverschrijdend. In Catalonië werkte hij samen met lokale initiatieven voor de herbestemming van industriële sites; als secretaris van de Europese federatie van industriële erfgoedverenigingen was hij jarenlang een verbindende figuur. Zelfs op zijn ziektebed redigeerde hij nog teksten, getrouw aan zijn overtuiging dat erfgoed geen hobby is, maar een maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Hij kreeg erkenning met prijzen als de Europa Nostra Award (2019) en de Sarton Medal van de UGent (2024), maar bleef bescheiden. Schaamte, zei hij, was een van zijn drijfveren. De gedachte dat ons erfgoed zou verdwijnen zonder dat iemand zich geroepen voelde om het te beschermen, kon hij niet verdragen. “Hij leerde ons kijken naar wat anderen niet zagen,” aldus zijn zoon Willem Linters. “Oude muren, machines, vergeten details – maar ook mensen.” Linters schonk zijn lichaam aan de wetenschap. Zijn geest, zijn strijdlust en zijn immense bijdrage aan het industrieel erfgoed blijven levend.