De wooncrisis treft vele tienduizenden mensen. Personen met een handicap hebben het extra moeilijk om een goede en aangepaste woning te vinden. Tot op vandaag ontbreekt het aan een helder plan om dit op te lossen. “Het woonbeleid heeft weinig lichtpunten voor personen met een handicap”, schrijven Nadia Hadad en Katrijn Ruts van GRIP, en Pascal De Decker (Faculteit Architectuur, KULeuven).
Wooncrisis treft veel mensen
Hoewel het recht op wonen is opgenomen in de Belgische Grondwet en de Vlaamse Codex Wonen, wordt het toch elke dag geschonden.
"Onbetaalbaarheid, onaangepastheid en dubbele discriminatie zijn de sleutelwoorden."
De wooncrisis treft veel mensen. Maar zonder de noden van anderen aan de kant te schuiven, is het belangrijk stil te staan bij de moeilijkheden die personen met een handicap hebben met het vinden van een geschikte woning. Onbetaalbaarheid, onaangepastheid en dubbele discriminatie zijn de sleutelwoorden.
Doordat Wonen en Welzijn in Vlaanderen twee gescheiden beleidsdomeinen zijn, wordt het effect van de wooncrisis op mensen met een handicap vaak vergeten. Daarbij speelt ook dat veel mensen ten onrechte veronderstellen dat iedereen met een beperking in een instelling woont, en niet in een huis of appartement in een straat of wijk.
Betaalbaarheid
In 2020 woonde 35 procent van de personen met een handicap ouder dan achttien jaar in een huurwoning. Bij personen zonder handicap gaat het om 19 procent. Waar dit aandeel voor laatstgenoemden afgelopen jaren relatief stabiel bleef, nam het aantal mensen met een handicap dat huurt toe.
We weten, globaal bekeken: privaat huren maakt arm. Steeds meer mensen, met en zonder handicap, hebben op de private huurmarkt problemen om hun huur te betalen. Ongeveer één op drie houdt na het betalen van de huur niet genoeg over om fatsoenlijk te leven, bij mensen uit de laagste inkomenscategorieën gaat het om maar liefst meer dan negen op de tien (Heylen, K. en Vanderstraeten, L. (2019), Wonen in Vlaanderen in 2018, Gompel&Svacina, Oud-Turnhout).
Het systeem van huursubsidies slaagt er niet in om dit te bij te sturen. Dat er te weinig sociale huurwoningen zijn helpt evenmin. Hoewel er, dixit opeenvolgende ministers, nog nooit zoveel in de bouw en renovatie van de sociale huisvesting is geïnvesteerd en de engagementen steeds weer worden herbevestigd, wordt de situatie op het terrein alsmaar erger.
Eind 2021 stonden er 182.436 alleenstaanden en gezinnen op de wachtlijst voor een sociale woning. Op vijf jaar tijd steeg het aantal wachtenden met 33 procent. En de wachtenden moeten ook steeds langer wachten: wie een woning krijgt toegewezen heeft gemiddeld vier jaar gewacht. Ook voor personen met een handicap zijn deze ontwikkelingen dramatisch, want zij zijn meer dan anderen aangewezen op sociale huisvesting.
Personen met een handicap in armoedecijfers
Bij mensen met een laag inkomen wegen de woonkosten zwaar door.
Europees onderzoek zegt dat in België 23 procent van de personen met een handicap in 2020 in een huishouden leefde waarvoor de woonkosten een zware last zijn voor het huishoudbudget. Dit aandeel is beduidend hoger dan bij personen zonder handicap (10 procent).
Het Europese statistisch bureau (Eurostat) legt de grens voor een te zware woonkost op 40 procent van het beschikbare huishoudinkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met alle kosten voor de huur of aflossing van de lening. In 2020 leefde 12 procent van de personen met een handicap in een huishouden met een woonquote van minstens 40%. Bij de personen zonder handicap lag dat aandeel op 5 procent.
"Het armoederisico van personen met een handicap ligt dubbel zo hoog als bij personen zonder handicap."
Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat personen met een handicap al jaar en dag oververtegenwoordigd zijn in de armoedecijfers.
Het armoederisico van personen met een handicap lag in 2020 dubbel zo hoog als bij personen zonder handicap: 16 procent van de mensen met een handicap leefden in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel, 22 procent leefde in een huishouden dat moeilijk rondkomt met het beschikbare inkomen. Bij mensen zonder handicap gaat het om ‘slechts’ 7 procent dat moeilijk rondkomt.
Volgens het al genoemde Europees onderzoek leefde in ons land 31 procent van de personen tussen 18 en 59 jaar met een handicap in een huishouden met zeer lage werkintensiteit. Bij de personen zonder handicap ging het om 4 procent.
Alle cijfers op vlak van inkomen, werk, opleiding en huisvesting, kleuren rood. Er gaapt een grote kloof tussen mensen met en zonder handicap. Mensen met een handicap zijn veel vaker laaggeschoold, zijn veel minder vaak aan het werk en leven vaker van een uitkering. Ze hebben vaak ook extra kosten omwille van hun handicap die (deels) niet gedekt worden door de overheid.
Aan hun kwetsbare inkomenspositie wordt slechts de laatste jaren wat meer aandacht geschonken. Feit is dat een beleid voor armoedebestrijding bij personen met een handicap niet alleen naar de inkomenszijde moet kijken, maar ook keihard moet inzetten op betaalbaar en duurzaam wonen voor iedereen.
Discriminatie terugdringen
Het wordt onderzoek na onderzoek aangetoond. Wie zegt “huren op de private huurmarkt beter betaalbaar maken” moet zich ook bewust zijn van de wijdverbreide discriminatie die op die markt blijvend voorkomt (Verhaeghe, P.P. en De Coninck, D. (2022), ‘Rental Discrimination, Perceived Threat and Public Attitudes towards Immigration and Refugees’, Ethnic and Racial Studies, 45, 1371–1393.)
"Praktijktesten zijn nodig. Een wetgeving zonder handhaving is een lege doos."
Het lijstje discriminatiegronden is lang. Discriminatie kan gebeuren louter omwille van het feit dat men een handicap heeft. Mensen kunnen ook geweigerd worden omwille van de aard van hun inkomen, omdat ze bijvoorbeeld leven van een uitkering, ook al is die hoog genoeg om de huur te kunnen betalen.
Goede instrumenten om discriminatie te voorkomen en te bestrijden, zoals praktijktesten, zetten ons op de weg naar een inclusieve samenleving. Het belang hiervan kunnen we niet onderschatten, zeker niet voor mensen met een handicap.
Platform Praktijktesten Nu pleit al jaren voor praktijktesten om de controle en sanctionering van discriminatie mogelijk te maken. Een wetgeving zonder handhaving is een lege doos. Het is alsof de politie bij alcoholcontroles mensen niet zou mogen laten blazen. Toch stoten praktijktesten nog altijd op veel weerstand.
Prijs van de liefde
Naast betaalbaarheid en discriminatie worstelen mensen met een handicap ook met het hardnekkige probleem van de ‘prijs van de liefde’.
Wie werkt kan samenwonen zonder dat zijn inkomen uit arbeid vermindert. Maar wie van een uitkering leeft en gaat samenwonen, ziet zijn uitkering dalen of zelfs helemaal wegvallen. Armoedeorganisaties kaarten al lang aan dat dit belemmert dat mensen kosten delen en elkaar steunen om stappen uit armoede te zetten.
"De prijs van de liefde is extreem nefast voor mensen met een handicap."
Voor mensen met een handicap is de prijs van de liefde extreem nefast. Nog meer dan andere bevolkingsgroepen zijn zij immers deels of volledig aangewezen op een uitkering. Bovendien is deze groep sowieso al meer afhankelijk van anderen, onder meer voor hun ondersteuning. Extra financiële afhankelijkheid kunnen ze missen als kiespijn.
Rechten worden beter individueel toegekend, onafhankelijk van iemands woon- of gezinssituatie. Iedereen zou voldoende inkomen moeten hebben om menswaardig van te kunnen leven.
Inclusief wonen
Dit is belangrijk voor het realiseren van een inclusief woonbeleid. Mensen met een handicap zouden bij familie, vrienden, kennissen of anderen terecht moeten kunnen als tussenstap naar een eigen stek, zonder dat deze mensen financieel voor hen moeten instaan. Ook als mensen voor langere tijd co-housen, omdat ze kiezen voor eenvoudig dagelijks sociaal contact of een betaalbare woonformule, zou dit geen weerslag mogen hebben op hun inkomen.
Dat beleidsbevoegdheden momenteel verspreid zitten tussen verschillende overheden, mag geen belemmering zijn. In het kader van de uitvoering van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, door België geratificeerd in 2009, is er geen ontsnappen aan: er moet worden samengewerkt. Artikel 19 van dit verdrag vermeldt het recht om te wonen in de maatschappij, waar en met wie men wil, en met de gepersonaliseerde ondersteuning die daarbij nodig is.
Alle beleidsniveaus moeten samenwerken om dit recht ook voor mensen met een handicap, op gelijke voet met anderen, waar te maken.
Schuldsaldoverzekering
Handicap betekent niet per definitie kampen met armoede. Toch is er vaak een probleem van te weinig koopkracht om zelf een woning te kopen. Wie daar wel in slaagt, botst op andere vormen van subtiele discriminatie.
"Een handicap of chronische ziekte leidt veel te vaak tot een hogere verzekeringspremie."
Zo is het voor mensen met een handicap moeilijker om bij aankoop van een woning een schuldsaldoverzekering af te sluiten. En als het lukt, is de kans groot dat het aangerekende tarief hoger ligt. Vanuit gelijke rechten bekeken, moet een schuldsaldoverzekering voor iedereen gelijk zijn. Nu komt de last van de handicap of ziekte immers bij de persoon te liggen die op basis van een aantal parameters een gemiddeld hoger risico loopt op overlijden. Maar een individuele situatie kan anders zijn dan een gemiddelde inschatting.
Uiteraard mag een verzekeringsmaatschappij een financiële inschatting maken of de persoon de verzekering kan betalen. Maar nu leidt een handicap of chronische ziekte veel te vaak tot een hogere premie of weigering.
Onaangepaste huizen
Als het over inclusief wonen voor personen met een handicap gaat, is het waardevol om terug te grijpen naar de twaalf zuilen van een onafhankelijk leven. Staan deze zuilen stevig, dan hebben personen met een handicap meer mogelijkheden om zelfstandig in de samenleving te wonen en leven.
"Een grote drempel is dat de meeste woningen in ons land onaangepast zijn."
Het zijn belangrijke stappen om inclusief wonen waar te maken: passende en toegankelijke informatie, een toereikend inkomen, passende en toegankelijke gezondheidszorg, een volledig toegankelijk transportsysteem, volledige toegang tot de omgeving, adequate verstrekking van technische hulpmiddelen en uitrusting, beschikbaarheid van toegankelijke en aangepaste huisvesting, adequate persoonlijke assistentie, beschikbaarheid van inclusief onderwijs, gelijke kansen op werk, beschikbaarheid van onafhankelijke belangenbehartiging en self-advocacy en beschikbaarheid van peer counseling.
Een grote drempel waar personen met een handicap tegenaan botsen is dat de meeste woningen in ons land onaangepast zijn. In België negeren we nog steeds de urgente nood om onze samenleving voor iedereen toegankelijk te maken. Daarom is er een algemeen tekort aan aangepaste of aanpasbare huur- en koopwoningen, zowel op de private als sociale woonmarkt als bij nieuwere woonformules. Bovendien zijn woonomgevingen en openbaar vervoer evenmin voor iedereen toegankelijk.
Het principe van ‘universal design’ is onlosmakelijk verbonden aan kwalitatief en duurzaam wonen voor iedereen. Maar ondanks de nood lukt het niet om die aangepastheid te verankeren in ons woonbeleid.
Een algemene bouwverordening die stelt dat alle nieuwe en vernieuwde appartementen aangepast moeten zijn, kan uitkomst bieden. Die aanpassing kost brengt bij nieuwbouw nauwelijks extra kosten met zich mee. Het punt is dat je met een rolstoel in huis moet kunnen bewegen. Het gaat om eenvoudige dingen: de breedte van de deuren of de hoogte van stopcontacten. Zo’n bouwverordening wordt helaas niet eens overwogen (Polis, H. (2019), ‘Ik woon, dus ik ben. Socioloog Pascal De Decker over welzijnszorg en ruimtelijke ordening’, Weliswaar.be).
Ook in de sociale huisvesting kan men verder gaan. Het is onbegrijpelijk dat er voor de renovatie van sociale woningen geen bindende toegankelijkheidsnormen zijn. Wetende dat een groot deel van het patrimonium in de komende tien tot twintig jaar wordt gerenoveerd, ligt daar een groot potentieel voor een toegankelijk en betaalbaar woningaanbod.
Kortom: Vlaanderen moet meer out of the box en toekomstgericht denken. Nieuwe woningen zijn best voor iedereen of toch voor een brede groep mensen meteen ‘goed’. Toegankelijkheid, aangepastheid en aanpasbaarheid moeten basisonderdelen worden van duurzaam en kwalitatief bouwen. Het is immers veel moeilijker om een bestaande woning aan te passen dan een nieuwe woning meteen toegankelijk te maken.
Tussenkomen in de kosten
Tot slot moeten we particulieren stimuleren om de toegankelijkheid van hun pand te verbeteren.
Als de overheid vindt dat mensen met een beperking best thuis en in de maatschappij wonen, dan ligt het voor de hand dat woningaanpassingen in functie van een toegankelijke woning worden terugbetaald door diezelfde overheid. Denk aan liften of een aangepaste badkamer. Dat kost snel duizenden euro’s uit het vaak schaarse inkomen van personen met een handicap of hun gezinnen.
"De overheid heeft financiële incentives om woningen energiezuiniger te maken. Waarom ook niet om woningen toegankelijker te maken?"
De overheid zou ook de terugbetaling van aanpassingen omwille van toekomstige noden moeten versoepelen. Denk aan iemand met een degeneratieve ziekte die nu geen gebruik maakt van een rolstoel, maar wel verwacht die in de toekomst nodig te hebben. Bij pakweg een renovatie van badkamer of keuken is het slim om meteen te zorgen voor maximale aanpassing aan de rolstoel. Maar vaak wordt dit door de overheid geweigerd.
Een echt inclusief woonbeleid zou nog een stapje verder kunnen gaan en ook mensen zonder handicap stimuleren om proactief toegankelijkheidsaanpassingen aan te brengen. De overheid heeft nu financiële incentives om woningen energiezuiniger te maken. Waarom ook niet om woningen toegankelijker te maken?
Nieuwe generatie zoekt openingen
Het woonbeleid in Vlaanderen heeft weinig lichtpunten voor personen met een handicap. Een nieuwe generatie jongeren geeft ons wel sprankeltjes hoop. Vaak zijn het de kinderen van ouders die bewust en tegen de stroom in kozen voor een inclusief traject voor hun kind met een handicap.
De pioniers rond inclusie knokken al decennia voor een volwaardige plaats in de samenleving. De kinderen ontwikkelen zich tot jongvolwassenen die een gewoon huis willen, een gewone job en erkenning voor wie ze zijn. Ze zoeken hun eigen formules voor de vraag hoe ze met voldoende individuele ondersteuning en met behoud van persoonlijke autonomie toch betaalbaar en toegankelijk kunnen wonen.
In deze zoektocht vinden ze steeds meer steun bij elkaar. In het recent verschenen boek ‘Ook wij’ vertellen vijftien personen met een handicap hun verhaal. Ze formuleren samen hun wens voor een plek in de samenleving. Willen wij hen echte kansen bieden om op eigen benen te staan? Dan moeten we ervoor zorgen dat ze naast gepersonaliseerde ondersteuning ook een betaalbare en toegankelijke woonst vinden. Anders blijft inclusie een verre droom. Het is aan ons allemaal om hun strijd te steunen.
Nadia Hadad is burgerlijk ingenieur en filosofe, en lid van GRIP vzw. Katrijn Ruts is stafmedewerker bij GRIP vzw. Pascal De Decker is hoogleraar Departement Architectuur KU Leuven, onderzoeksgroep ‘Planning for People, Urbanity and Landscape. Dit opiniestuk verscheen eerder op Sociaal.Net.