NET NIET. Het Steen als stedelijk kruispunt – het ontwerp van Callebaut Architecten & FVWW Architecten
Met hun ontwerp voor de herontwikkeling van Het Steen tot toeristisch onthaalcentrum haalden Callebaut Architecten en FVWW Architecten nét niet de eerste plaats in de Open Oproep. De opdracht ging uiteindelijk naar noAarchitecten, wier transformatie van het oudste gebouw van Antwerpen leidde tot felle debatten, maar ook nationale en internationale lof kreeg. Toch verdient ook de runner-up zijn plek in de kijker. Wat als het net dat tikkeltje anders was gelopen?
Het ontwerp van Callebaut en FVWW koos voor chirurgische precisie. Twee gerichte ingrepen stonden centraal: de toevoeging van een nieuwe circulatiekern en de overkapping van de binnenkoer. Door die aanpassingen kon de rijkgeschakeerde ruimtelijke structuur van het Steen opnieuw logisch functioneren, als samenhangend geheel. De geschiedenis van het gebouw werd niet gemusealiseerd, maar opengelegd: via doorkijken, nieuwe verbindingen en reversibele ingrepen werd het Steen opnieuw leesbaar gemaakt.
Architectuur als schakelpunt tussen stad en stroom
De integratie met de publieke ruimte was minstens even ambitieus. De ontwerpers zagen de herbestemming van Het Steen als hefboom voor een krachtigere band tussen stad en stroom. Ze ontwierpen een licht en transparant transferium – een stalen structuur met een ritmisch spel van fijne profielen – dat de cruisepassagiers op een elegante manier van schip naar stad zou leiden, zonder de kade te onttrekken aan het publiek domein. De keuze om de terminal te integreren in de bestaande structuur, eerder dan in een nieuw vrijstaand volume, onderstreepte die publieke visie.
Ook het Steenplein en het Noorderterras werden mee opgenomen in het voorstel. Door strategisch reliëf, een publieke lift en het herstel van het bladerdak boven het Steenplein wilden de architecten de plek opnieuw activeren als stedelijke foyer. Grote banken, een doorwaadbare koer en flexibele ruimtes rond het plein moesten zorgen voor ontmoeting, rust en oriëntatie.
Een bezoekersonthaal als dynamisch kruispunt
Binnenin werd de volledige benedenverdieping opgevat als een doorwaadbare ontvangstzone, met één centrale balie die verschillende functies bediende: van ticketing tot stadswinkel. De historische kamers rond de binnenkoer kregen een flexibele invulling als kinderhoek, projectieruimte of spreekkamer. Door hun opzet konden deze ruimtes eenvoudig worden aangepast aan veranderende noden of tijdelijke tentoonstellingen.
Ook het belevingsparcours op de verdieping erboven was zorgvuldig uitgewerkt. Via een verhoogde vlonder ontdekten bezoekers de historische interieurs op een nieuwe manier. De vlonder functioneerde niet alleen als routegeleider, maar ook als technische drager voor lucht, licht en data. Dit maakte storende technische ingrepen in de waardevolle erfgoedstructuur overbodig.
Logistiek met een menselijke maat
De cruise-terminal werd deels ondergebracht in het bestaande gebouw, in de zone uit de jaren ’60. Door te werken met een flexibele glaswand en slimme verbindingen met het transferium, kon het terminalgedeelte op kadeniveau ook dienst doen als evenementenruimte wanneer er geen schepen aanmeerden. Deze meervoudige inzetbaarheid was een slimme manier om schaarse ruimte optimaal te benutten.
Ook op vlak van duurzaamheid maakte het ontwerp sterke keuzes. Door het overdekken van de binnenkoer werd de compactheid van het gebouw vergroot, wat thermisch rendement verhoogt. Achterzetbeglazing, hergebruik van radiatoren en regenwaterrecuperatie werden gekoppeld aan respectvolle restauratie. Duurzaamheid werd begrepen als meer dan energie-efficiëntie: ook sociaal, erfgoedkundig en economisch maakte het ontwerp een toekomstgerichte keuze.
De poëtische noot kwam tot slot van het kunstwerk ALVAST: een verchroomde reling, hangend onder het Noorderterras, als tijdelijke sculptuur en tastbare voorbode van het nog te realiseren transferium. Een vorm van verankerd verlangen, tussen heden en toekomst. Het ontwerp van Callebaut Architecten en FVWW Architecten strandde op de tweede plaats, maar laat zien hoe erfgoed en vernieuwing ook op een andere manier samengebracht hadden kunnen worden.